H1-Hoofdletters en leestekens

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoofdletters en leestekens

Slide 2 - Slide

DOEL

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 3 - Slide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 4 - Slide

Leestekens maken het verschil
 
Ik hou van katten eten en tv kijken.

Ik hou van katten, eten en tv kijken.
Uitleg
5. De ik houdt van katten als maaltijd en van tv kijken.
6. De ik houdt van katten, maar ook van eten en tv kijken.

Slide 5 - Slide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 6 - Slide

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 7 - Slide

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
  • Feestdagen en merknamen schrijf je met een hoofdletter. 


  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 8 - Slide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

Slide 9 - Slide

PUNT (1)

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 10 - Slide

VRAAGTEKEN

- Na een vraag


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Slide 11 - Slide

UITROEPTEKEN 

- Aan het einde van een zin met extra nadruk:


'Houd daar eens mee op!'



Slide 12 - Slide

KOMMA 

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen.

Slide 13 - Slide

KOMMA (1)

- Voor voegwoorden:

omdat, terwijl, maar, nadat, want


Onze hond eet erg veel, terwijl hij niet dik is.



Slide 14 - Slide

KOMMA (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van : honden, eten en lezen.



Slide 15 - Slide

Citeren

Als je letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd, gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens:


Mijn zoon zei: 'Jij bent lief.'



Slide 16 - Slide

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Juist of onjuist:
anouk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist:
Pas op!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist:
Wil jij de pen even pakken
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Juist of onjuist:
ga je mee naar de bioscoop?
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

GELEERD

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 24 - Slide

Aan het werk

Slide 25 - Slide