Laatste les voor het schrijfexamen

Donderdag 16 maart 14.00 uur



Doel: je weet wat je kunt verwachten


EXAMEN SCHRIJVEN
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag 16 maart 14.00 uur



Doel: je weet wat je kunt verwachten


EXAMEN SCHRIJVEN

Slide 1 - Slide

Schrijfexamen Nederlands
  • Zakelijke brief of e-mail 
  • Artikel of verslag voor een website
  • Opdracht met een praktisch doel (bijvoorbeeld een advertentie of formulier van de gemeente)
  • 3 schrijftaken in 1 uur.

Slide 2 - Slide

Het schrijfexamen telt niet mee
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoeveel tijd krijg je om het examen te maken?
A
90 minuten
B
60 minuten
C
Meestal 120 minuten
D
Meestal 60 minuten

Slide 4 - Quiz

Tijdens het examen schrijf je bijvoorbeeld een zakelijke e-mail, artikel en
A
arbeidsovereenkomst
B
opdracht formulier invullen
C
boekverslag
D
Geen van genoemde antwoorden is juist.

Slide 5 - Quiz

Tip
Houd de tijd in de gaten. Je hebt 3x20 minuten.
Zorg dat je voldoende tijd hebt voor de controlerende fase.

Slide 6 - Slide

Beste meneer/mevrouw,
A
Juiste aanhef voor een zakelijke mail
B
Onjuiste aanhef voor een zakelijke mail

Slide 7 - Quiz

Met Vriendelijke Groet,
A
Juiste afsluiting van een zakelijke mail
B
Onjuiste afsluiting van een zakelijk mail

Slide 8 - Quiz

Welke onderwerpregel is goed:
A
Betreft: Klacht
B
Betreft: klacht
C
Betreft: klacht over de onvriendelijke verkoper op 10 oktober
D
Betreft: klacht klantvriendelijkheid

Slide 9 - Quiz

Een e-mail en een verslag of artikel deel je ALTIJD in met 3 of meer alinea's.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

In een persoonlijke brief op het examen mag ik best schrijffouten maken. Het is tenslotte een persoonlijke brief....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Waarom moet je alinea's maken?
A
Wat zijn alinea's?
B
Dan lijkt het meer tekst.
C
Voor de leesbaarheid.
D
Om te informeren.

Slide 12 - Quiz

Beste Hema, help me ff. ik heb een telefoon die het niet doet
VERBETER DEZE TEKST.

Slide 13 - Open question

Je mag afkortingen gebruiken in een zakelijke brief, zoals bijv. m.v.g. n.v.t.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Tip
Controleer jouw schrijfproduct na afloop op HOOFDLETTERS en punten. 

Slide 15 - Slide

Welke zin is goed?
A
Hij kreeg een cadeau, dat hij erg leuk vond.
B
Hij kreeg een cadeau, wat hij erg leuk vond.

Slide 16 - Quiz

Het examen, .............we volgende week maken.
A
die
B
deze
C
dat
D
wat

Slide 17 - Quiz