Schrijfexamen 2F herhaling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Doel: je weet wat je kunt verwachten

EXAMEN SCHRIJVEN

Maandag 25 maart: schrijfexamen Nederlands

• 3 schrijfopdrachten
• 1 uur de tijd

Je moet bijvoorbeeld schrijven: 

>Zakelijke brief of e-mail (zakelijke correspondentie)
>Artikel voor een website of een verslag
>Een advertentie of een formulier invullen voor de gemeente)

OEFENINGEN STAAN IN TEAMS BIJ CLASSWORK

Hoeveel tijd krijg je om het examen te maken?

1. 90 minuten
2. 60 minuten
3. Meestal 120 minuten
4. 75 minuten

Tijdens het examen schrijf je bijvoorbeeld een zakelijke e-mail, artikel en

1. arbeidsovereenkomst
2. opdracht formulier invullen
3. boekverslag
4. Geen van genoemde antwoorden is juist.

Tip

Houd de tijd in de gaten. Je hebt 3x20 minuten.

Zorg dat je voldoende tijd hebt voor de controlerende fase.

Je schrijfexamen telt voor 50% mee op je diploma.

1. Waar
2. Niet waar

Schrijf de plaats en datum op (zakelijke brief)

Geachte meneer/mevrouw,

1. Juiste aanhef voor een zakelijke mail
2. Onjuiste aanhef voor een zakelijke mail

Met Vriendelijke Groet,

1. Juiste afsluiting van een zakelijke mail
2. Onjuiste afsluiting van een zakelijk mail

Welke onderwerpregel is goed:

1. Betreft: Klacht
2. Betreft: klacht
3. Betreft: klacht over de onvriendelijke verkoper op 10 oktober
4. Betreft: klacht klantvriendelijkheid

Samenhang houdt in dat je een logisch verhaal schrijft met een inleiding, kern en slot.

1. Waar
2. Niet waar

In een persoonlijke brief mag ik best schrijffouten maken. Het is tenslotte een persoonlijke brief....

1. Waar
2. Niet waar

Waarom moet je alinea's maken?

1. Alinea's?
2. Dan lijkt het meer tekst.
3. Voor de leesbaarheid.
4. Om te informeren.

Beste MediaMarkt,
Ik ben heel erg boos. (Verbeter)

Je mag afkortingen gebruiken in een zakelijke brief, zoals bijv. m.v.g. n.v.t. etc.

1. Waar
2. Niet waar

Tip

Controleer jouw schrijfproduct na afloop op HOOFDLETTERS en punten. 

Wat zijn signaalwoorden en waarom gebruik je signaalwoorden?

Ik kook rommelig                draag ik een keukenschort.

Niemand ziet mij               ik mijn lichten aan doe.

Jan eet dagelijks een boterham met kaas                 dat hij liever salami eet.

daarom

tenzij

ondanks

Welk voornaamwoord staat tussen de haakjes?
Het meisje (dat) daar loopt is mijn zusje.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Deze

Hij

Zijn

Dat

Het

Hun

Mijn

Die

Welke zin is goed?

1. Hij kreeg een cadeau dat hij erg leuk vond.
2. Hij kreeg een cadeau, die hij erg leuk vond.
3. Hij kreeg een cadeau dat hij vond erg leuk
4. Hij kreeg een cadeau wat hij vond leuk

Bedenk een titel voor een verslag op een website. Het verslag gaat over de bijzondere lessen van meneer Celik.

Het examen, .............we op 1 december maken.

1. die
2. deze
3. dat
4. wat