H4 NN 2-KGT Lezen Meningen en argumenten

NN 2-KGT H4 Lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

NN 2-KGT H4 Lezen

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je leert over feiten, meningen en argumenten. 

Slide 2 - Slide

Feiten en meningen

Feit
Een feit is echt gebeurd. Het is waar en je kan dat controleren. Het kan niet veranderen.


Een feit is te controleren via bijvoorbeeld het internet of in literatuur. 

Slide 3 - Slide

Feiten en meningen

Mening

Een mening is iets wat iemand vindt. Een mening kan veranderen. 


Ik vind...

Naar mijn mening is...

Volgens mij...


Slide 4 - Slide

Argumenten

Met een mening van iemand kun jij het eens of oneens zijn.


Als je een mening wilt verdedigen, leg je uit waarom je het vindt. Dit noem je een argumentAls je een mening wilt tegenspreken, leg je ook uit waarom je dat vindt. 

Signaalwoorden van argumenten zijn: want, omdat, daarom, namelijk

Slide 5 - Slide

Samengevat
Kun je het controleren? Ja, dan is het een feit. Nee, dan is het een mening. 
Een mening herken je soms aan de woorden 'volgens mij', 'ik vind', 'naar mijn mening'.
Een argument herken je aan de signaalwoorden 'want', 'omdat',  'daarom' en 'namelijk'

Slide 6 - Slide

Feiten
A
blijven gelijk
B
kunnen veranderen

Slide 7 - Quiz

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.

Slide 8 - Quiz

Feiten
A
worden door iemand gevoeld
B
zijn waarheden die je kunt controleren

Slide 9 - Quiz

feit
A
gezegd dat het waar is
B
iets wat echt gebeurd is
C
opmerking over wat er fout is
D
iets wat iemand zegt

Slide 10 - Quiz

Een mening
A
staat altijd achter 'ik vind dat' of 'ik denk dat'
B
kun je altijd controleren
C
kun je niet controleren
D
kun je met ja of nee beantwoorden

Slide 11 - Quiz

mening (synoniem)
A
de beslissing
B
de uitslag
C
de opinie
D
het pact

Slide 12 - Quiz

mening (synoniem)
A
opvatting
B
kanttekening
C
suggestie
D
alinea

Slide 13 - Quiz

Wat is een mening?
A
iets wat waar is
B
iets wat je vindt
C
iets wat je kunt controleren
D
iets wat niet waar is

Slide 14 - Quiz

Wat is een argument?
A
Dat is een reden waarom je iets vindt
B
Dat is wat je vindt

Slide 15 - Quiz

Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een synoniem voor 'argument'?
A
feit
B
reden
C
gevolg
D
mening

Slide 16 - Quiz

Met een argument....
A
leg je uit wat het feit is.
B
vertel je een leuk verhaaltje.
C
geef je het onderwerp van de tekst aan.
D
leg je uit waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 17 - Quiz

Maken in het lesboek
Opdracht 1-2-3-4-5-6
Snel klaar? Maak ook de startopdracht

Slide 18 - Slide

Leren voor de toets
- Weten wat een mening is
- Je eigen mening over een standpunt kunnen geven
- Een mening van een ander herkennen
- Weten wat feiten zijn
- Feiten kunnen herkennen (en controleren)
- Een argument kunnen geven voor je eigen mening
- Argumenten in een tekst herkennen
- De signaalwoorden voor argumentatie herkennen

Slide 19 - Slide

Einde

Slide 20 - Slide