Spieren

Spieren





OSG Sevenwolden

Heerenveen

Dineke Halbersma

1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Spieren





OSG Sevenwolden

Heerenveen

Dineke Halbersma

Slide 1 - Slide

 Spieren
 
-Waar zitten al je spieren?
- Hoe werkt een spier?
- Hoe buig en strek je je arm?

Slide 2 - Slide

Waar zitten al je spieren?
Onder je huid zitten spieren

Aan de voorkant van je bovenarm zit de armbuigspier (biceps)

Aan de achterkant van je bovenarm zit de armstrekspier (triceps)

Buigspieren van de vingers zitten in je onderarm

Slide 3 - Slide

spieren of vet
Wanneer zie je spier en wanneer vet?

Spieren zorgen dat je kan bewegen dus hebben energie nodig. Deze energie komt via het bloed bij je. Bloed is rood.

Vet is er voor reserve-energie en om het warm te houden. Dit ligt op de spieren en is een soort van reservebank.

Slide 4 - Slide

Bouw van een spier?

Spieren bestaan uit een groot aantal spiervezels

Spiervezels is de naam van de spiercellen

De spiercellen zitten in groepjes bij elkaar in een spierbundel

Om elke spierbundel zit een vlies

De vliezen van alle bundels in een spier samen zijn aan het uiteinde samengegroeid tot pezen


Met de pezen zit een spier vast aan de botten.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Vlees bestaat vooral uit spierweefsel

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Hoe buig en strek je je arm?
Voor het buigen en strekken van je arm werken de armbuigspier en de armstrekspier samen


Arm buigen: de armbuigspier wordt korter en dikker

Arm strekken: de armbuigspier ontspant zich en wordt uitgerekt

Slide 10 - Slide

Arm buigen
  • Armbuigspier samentrekken = korter en dikker
  • Pezen trekken aan je spaakbeen
  • armstrekspier ontspant= langer en dunner

Slide 11 - Slide

Arm strekken
  • Armstrekspier  samentrekken = korter en dikker
  • Pezen trekken aan je ellepijp
  • Armbuigspier ontspant = langer en dunner

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Antagonisten = tegengesteld werkende spieren

Slide 14 - Slide

agonisten: spieren met gelijkgerichte werking

de biceps bestaat uit twee spieren

Slide 15 - Slide

de triceps bestaat uit drie agonisten

Slide 16 - Slide

de quadriceps bestaat uit vier agonisten

Slide 17 - Slide

biceps en triceps: agonist en antagonist

Slide 18 - Slide

3 soorten spieren

1. willekeurige spieren (skeletspieren/dwarsgestreepte spieren)

Voor beweging

Heel sterk

Snel moe

Slide 19 - Slide

3 soorten spieren

2. Onwillekeurige spieren (gladde spieren)

Voor organen

Niet super sterk

Niet snel moe

Slide 20 - Slide

3 soorten spieren

3. Hartspierweefsel

Niet snel moe en sterk

tussenvorm

Slide 21 - Slide

willekeurige spieren
  • skeletspieren, spieren die aan je bot vastzitten
  • jij kunt beslissen of ze samentrekken of niet
  • deze zijn sterker dan de spieren in bijv. je verteringsorganen, maar ze houden het niet zo lang vol

Slide 22 - Slide

onwillekeurige spieren
  • je hoeft er niet bij na te denken en je kunt ze niet sturen; ze werken automatisch
  • ze staan niet onder invloed van je 'wil'
  • voorbeelden: hart en spieren in je verteringsorganen

Slide 23 - Slide

Vroege en late spierpijn

maak met behulp van het volgende filmpje duidelijk wat de verschillen tussen vroege en late spierpijn zijn.

Noteer.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Maken


Maak de opdrachten 16 tm 24 in je opdrachtenboekje

Slide 26 - Slide

Quiz

Slide 27 - Slide

Hoeveel spieren heb je ongeveer?
A
500
B
200
C
400
D
600

Slide 28 - Quiz

Waar kan je lichaam door bewegen
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 29 - Quiz

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 30 - Quiz

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 31 - Quiz

De spieren zitten met pezen vast aan de botten
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

de pezen zitten vast aan
A
je vel
B
je huid
C
je bot
D
je cellen

Slide 33 - Quiz

in je bovenarm heb je een armbuigspier, deze heet ook wel triceps
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

pezen zijn taai, stevig en niet elastisch
A
onjuist
B
juist

Slide 35 - Quiz

spieren bestaan uit een groot aantal
A
pezen
B
spiervezels
C
vaatbundels
D
bloedvaten

Slide 36 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren spiercellen spierstelsel
B
Spierstelsel Spieren Spiercellen
C
Spiercellen spieren spierstelsel

Slide 37 - Quiz

Wat is de antagonist van de triceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier

Slide 38 - Quiz

Wat is de antagonist van de biceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier

Slide 39 - Quiz

Wat is een antagonist?
A
een spier met een tegengestelde werking
B
een spier met dezelfde werking
C
allemaal pezen bij elkaar

Slide 40 - Quiz

Waardoor krijg je vroege spierpijn?
A
Weinig melkzuur in je spier
B
sterke belasting
C
spierkramp
D
Veel afvalstoffen in je spier

Slide 41 - Quiz

het hart is een onwillekeurige spier
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quiz

Waardoor krijg je late spierpijn?
A
Weinig afvalstoffen in je spier
B
sterke belasting
C
spierkramp
D
Veel afvalstoffen in je spier

Slide 43 - Quiz

Een voorbeeld van een willekeurige spier is:
A
hart
B
dunne darmspieren
C
kuitspier
D
bloedvaatspier

Slide 44 - Quiz