What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Dag 1 - thema 10
Woorden
Thema 10: Regels en Straf - DAG 1
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woorden
Thema 10: Regels en Straf - DAG 1
Slide 1 - Slide
Woorden van vandaag
ander(e)
bedoelen
het beetje
begrijpen
bespreken
betalen
Slide 2 - Slide
ander(e) (bnw)
niet hetzelfde ding
niet dezelfde persoon
zin:
Ik wil een koekje met chocola. Wil jij een
ander
koekje?
zin:
Deze vrouw vind ik aardiger dan die
andere
vrouw.
1
Slide 3 - Slide
bedoelen
(ww)
duidelijk maken wat je wilt zeggen
je wilt dat iemand je begrijpt
TT - ik bedoel, jij bedoel
t,
wij bedoelen
VT - ik bedoel
de
, wij bedoel
d
en
VTD - ik
heb
bedoel
d
zin:
Vandaag is het goed weer om te fietsen. Wat
bedoel
je? Ik begrijp je niet!
zin
: Naar de tandarts gaan, vind ik moeilijk. >
Bedoel
je dat ik mee moet gaan?
2
Slide 4 - Slide
het
beetje (znw)
een klein deel
niet veel
het
beetje -
d
e
beetje
s
zin:
Er is een
beetje
eten over.
zin:
Ik heb een
beetje
dorst.
3
Slide 5 - Slide
begrijpen
(ww)
weten wat iemand bedoelt
weten wat iets betekent
snappen
TT - ik begrijp, jij begrijp
t,
wij begrijpen
VT - ik begr
ee
p, wij begr
ep
en
VTD - ik
heb
begrepen
zin:
Wat moet ik doen? Ik
begrijp
het niet.
zin
:
Zij
begrijpt
de opdracht heel goed.
4
Slide 6 - Slide
bespreken
(ww)
praten/ spreken over iets
TT - ik bespreek, jij bespreek
t
,
wij bespreken
VT - ik bespr
a
k, wij bespr
a
k
en
VTD - ik
heb
bespr
o
k
en
zin:
De oefening is klaar. De docent
bespreekt
nu de oefening in de klas.
5
Slide 7 - Slide
betalen
(ww)
geld geven om iets te kopen
TT - ik betaal, jij betaal
t
,
wij betalen
VT - ik betaal
de
, wij betaal
de
n
VTD - ik
heb
betaal
d
zin:
Ik koop eten, ik
betaal
bij de kassa.
zin:
Ik
betaal
met pin.
6
Slide 8 - Slide
Wat betekent het woord 'ander'?
1
A
hetzelfde
B
verschillend
C
2 gelijke dingen
D
niet dezelfde persoon
Slide 9 - Quiz
Deze pen is niet van mij, hij is van een ..............
1
Slide 10 - Open question
Waar lees je de betekenis van het woord 'bedoelen'?
2
A
het doel
B
heleboel
C
iets duidelijk maken
D
onduidelijk maken
Slide 11 - Quiz
Waar wordt het woord 'bedoelen' goed gebruikt?
2
A
Hij bedoel dat hij het niet wil.
B
De leerling bedoelen iets anders dan de docent.
C
De leerling legt uit wat hij bedoelt.
D
Ik bedoelt het goed.
Slide 12 - Quiz
Wat bedoelen wij met het woord
'het beetje'?
3
A
heel veel
B
niet veel
C
een hoop
D
een klein deel
Slide 13 - Quiz
Het brood is bijna op, we hebben nog een klein ........
3
Slide 14 - Open question
Ik weet wat het woord betekent, dus ik ......... het woord.
4
A
krijg
B
begrijp
C
bedoel
D
controleer
Slide 15 - Quiz
Als wij in de klas praten over iets dan .........
5
A
bespreken wij iets.
B
betalen wij iets.
C
gooien wij iets.
D
krijgen wij iets.
Slide 16 - Quiz
Wat is goed?
6
A
Ik betaal 1 pizza en krijg 1 pizza extra.
B
Ik koop 3 pizza's voor € 2,89.
C
Hij houdt niet van pizza.
D
1 pizza kost € 2,89.
Slide 17 - Quiz
Wat bedoelen wij met het woord 'betalen'?
6
A
geld krijgen
B
geld geven om iets te kopen
C
iets ontvangen
D
cadeau geven
Slide 18 - Quiz
Ik ga naar de kassa om mijn boodschappen te ...........
6
Slide 19 - Open question
More lessons like this
Dag 1 - thema 10
March 2024
- Lesson with
19 slides
22 januari 2024
March 2024
- Lesson with
32 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
WOORDEN Regels en straf dag 1
March 2024
- Lesson with
19 slides
ISK
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Dag 1 - thema 10
January 2024
- Lesson with
18 slides
Hebben en zijn
July 2024
- Lesson with
29 slides
NT2
Secundair onderwijs
Joris en de geheimzinnige toverdrank
April 2024
- Lesson with
22 slides
Woordenschat
Nederlands
Lager onderwijs
WOORDEN Regels en straf dag 2
May 2023
- Lesson with
22 slides
ISK
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Dag 2 - Thema 10
January 2024
- Lesson with
16 slides