• Ik kan uitleggen wat informerende en amuserende teksten zijn (tekstdoel informeren en amuseren).
• Ik kan voorbeelden van informerende en amuserende teksten geven.
• Ik kan een instructie herkennen en uitvoeren.
• Ik kan verwijswoorden herkennen en aangeven waar ze naar verwijzen.
• Ik kan signaalwoorden van tekstverband tijdsvolgorde herkennen en benoemen.