Theorie Weefsels

WEEFSELS
1 / 41
next
Slide 1: Slide
anatomie en fysiologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

WEEFSELS

Slide 1 - Slide

DOEL VAN DE LES
  • Bespreken hoofdpunten weefsels

  • evalueren waar eventueel knelpunten zijn

  • evalueren of een en ander begrepen is

  • Door middel van een quiz controleren of vragen begrepen worden 

Slide 2 - Slide

INHOUD VAN DE LES
  • Epitheelweefsel

  • Steunweefsel

  • Spierweefsel

  • Zenuwweefsel 

Slide 3 - Slide

Weefsels

Slide 4 - Mind map

EPITHEELWEEFSEL
Cellen liggen dicht tegen elkaar

Slide 5 - Slide

INDELING EPITHEELWEEFSEL
Naar:

  • Aantal lagen (1-lagig/meerlagig)

  • Vorm (plat, vierkant, rond)

  • Functie (bedekkend/beschermend en afscheidend)

Slide 6 - Slide

BEDEKKEND/BESCHERMEND EPITHEEL

  • Opperhuid

  • Inwendige holle organen
AFSCHEIDEND EPITHEEL = KLIERWEEFSEL

  • eencellige klieren = slijmbekercellen

  • meercellige klieren

Slide 7 - Slide

INDELING MEERCELLIGE KLIEREN
Naar:

  • Afscheidingswijze

  • Vorm

  • Functie 

Slide 8 - Slide

INDELING NAAR AFSCHEIDINGSWIJZE
  • Exocrien = met afvoerbuis (zweetklieren, melkklieren, speekselklieren en talgklieren)

  • Endocrien = zonder afvoerbuis (hormoonklieren)

  • Endo-exocrien (alvleesklier en geslachtsklieren)

Slide 9 - Slide

INDELING EXOCRIENE KLIEREN
  • Eccriene klieren (kleine zweetklieren en speekselklieren)

  • Apocriene klieren (grote zweetklieren en melkklieren)

  • Holocriene klieren (talgklieren) 

Slide 10 - Slide

ENDOCRIENE KLIEREN
Hormoonklieren bijvoorbeeld:
  • Hypothalamus
  • Hypofyse
  • Schildklier
  • Bijnieren
  • Pijnappelklier



Slide 11 - Slide

ALVLEESKLIER = PANCREAS

  • Endocriene deel: maken van hormonen (insuline en glucagon)

  • Exocriene deel: afgeven van alle spijsverteringsenzymen
GESLACHTSKLIEREN

  • Vrouw: eierstokken = ovaria
  • man: zaadballen = testis

  • endocriene deel is maken van geslachtshormonen

  • Exocriene deel is afgeven van eicellen en zaadcellen

Slide 12 - Slide

INDELING NAAR VORM
  • Buisvormig (zweetklieren)
  • Tros(zak)vormig (talgklieren en melkklieren)
  • Gemengd (speekselklieren) 

Slide 13 - Slide

SOORTEN STEUNWEEFSEL
  • Bindweefsel (+ reticulair bindweefsel)

  • Kraakbeenweefsel

  • Beenweefsel 

Slide 14 - Slide

TUSSENSTOF STEUNWEEFSELS
  • Bindweefsel: vezelig (reticulair bindweefsel: vloeibaar

  • Kraakbeenweefsel: veerkrachtig, taai en vezelig

  • Beenweefsel: hard

Slide 15 - Slide

BINDWEEFSEL

Slide 16 - Slide

FUNCTIES BINDWEEFSEL
  • Binden en steunen 

  • Maken bloedcellen (in reticulaire bindweefsel in rode beenmerg en lymfoide weefsel)

  • Opslaan vet (in onderhuid)

Slide 17 - Slide

BINDWEEFSELVEZELS
  • Collagene vezels (stevigheid)

  • Elastische vezels (elasticiteit)

  • Reticulaire vezels (vormen netwerken)

Slide 18 - Slide

SOORTEN BINDWEEFSEL
  • Vast (veel collagenen)

  • Dicht (netwerk van elastinen en collagenen)

  • Losmazig (netwerk van elastinen en reticulinen) 

Slide 19 - Slide

KRAAKBEENWEEFSEL
Heeft weinig/geen bloedvaten en geneest daarom moeilijk

Slide 20 - Slide

SOORTEN KRAAKBEEN
  • Glasachtig = hyaliene

  • Elastisch

  • Vezelig  

Slide 21 - Slide

PLAATSEN GLASACHTIG KRAAKBEEN
  • Gewrichtsoppervlakken beenderen

  • Tussen borstbeen en ribben

  • Als ringen bij de luchtwegen 

Slide 22 - Slide

PLAATSEN ELASTISCH KRAAKBEEN
  • Strottenhoofd

  • Neusvleugels

  • Oorschelpen  

Slide 23 - Slide

PLAATSEN VEZELIG KRAAKBEEN
  • Tussenwervelschijven

  • Symfyse = schaamvoeg = verbinding tussen de 2 schaambeenderen

  • Knieschijf = meniscus (wordt bedekt door kraakbeen)

Slide 24 - Slide

BEENWEEFSEL/BOTWEEFSEL
Harde tussenstof

In de tussenstof zitten:

  • Kalkzouten (minerale zouten)
  • Collagenen
  • Eiwitten

Slide 25 - Slide

BOTTEN
Bouw:

  • Spongieus been (sponsachtig)

  • Compact been (buitenzijde bot)

  • Periost = beenvlies (om het bot)

Slide 26 - Slide

PLAATSEN SPONGIEUS BEEN
  • In platte en onregelmatige beenderen 

  • Gewrichtsuiteinden pijpbeenderen = epifysen

  • Rode beenmerg (aanmaak bloedcellen, Multi potente stamcellen)

Slide 27 - Slide

PERIOST (BEENVLIES)
Functie:
  • Aanhechtingsplaats spieren
  • Bloedvatsysteem rondom het bot

Buitenste laag: bindweefsel
Binnenste laag: 
  • Osteoblasten
  • Osteoclasten

Slide 28 - Slide

MERGHOLTE VAN EEN BOT
= een holte gevuld met geel beenmerg in het middengedeelte van een pijpbeen = diafyse

Opslaan van vetzuren

Slide 29 - Slide

MANIEREN VAN BOTVORMING
  • Directe vorming door osteoblasten (nemen calcium op uit het bloed)

  • Indirecte botvorming (eerst kraakbeen en dan bot)

Slide 30 - Slide

DIRECTE BOTVORMING

Door osteoblasten bij:

  • Schedelbeenderen
  • Diktegroei pijpbeenderen
  • Na botbreuken
INDIRECTE BOTVORMING

Eerst kraakbeen dan bot/been

  • Bij lengtegroei pijpbeenderen vanuit de kraakbeenschijf = groeischijf = epifysaire schijf


Slide 31 - Slide

Botgroei
Uit de binnenste laag ontstaan beencellen = osteoblasten 
die bot/been maken

Slide 32 - Slide

SPIERWEEFSEL
Opgebouwd uit spiercellen (spiervezels) die samen kunnen trekken 

Contractie = samentrekking

Door een zenuwprikkel = spierinnervatie

Spiervezels = myofibrillen 

Slide 33 - Slide

Spiersamentrekking
Actine en Myosine filamenten (eiwitten)

Onder invloed van ATP en Calcium kunnen beide filamenten in elkaar schuiven

Slide 34 - Slide

SOORTEN SPIERWEEFSEL
  • Glad

  • Dwarsgestreept

  • Hartspierweefsel 

Slide 35 - Slide

ZENUWWEEFSEL
  • Opgebouwd uit zenuwcellen = neuronen

  • Neuronen nemen prikkels op en geven die prikkels door

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Zenuwcel (Neuron)
  • Dendrieten (veel en kort)
nemen prikkel op en geven deze aan het cellichaam


  • Neurieten (1 lange) 
brengen prikkel van cellichaam naar volgende zenuwcel of spier

Slide 38 - Slide

Neurogliacellen (steuncellen)

  • Zorgen voor voeding van de neuronen
  • Bescherming
  • Isolatie, versnellen van prikkelgeleiding

Bijvoorbeeld: Oligodendrocyt, Astrocyten en Microgliocyten

Slide 39 - Slide

SYNAPS

Plaats waar de prikkel overgaat op de volgende zenuwcel
MOTORISCHE EINDPLAATJE

Plaats waar de prikkel overgaat op een spier/klier (= einde van de Axon)

Hier komt acetylcholine (neurotransmitter) bij vrij

Slide 40 - Slide

SOORTEN ZENUWEN
  • Motorische zenuwen = bundels neurieten die prikkels van het centrale zenuwstelsel naar de periferie (omgeving) brengen

  • Sensibele/sensorische zenuwen = gevoelszenuwen/zintuiglijke zenuwen = bundels dendrieten die prikkels uit de periferie opnemen en naar het centrale zenuwstelsel brengen

  • Gemengde zenuwen 

Slide 41 - Slide