B3.3 Planten

Sponsdieren
Neteldieren
Weekdieren
Stekelhuidigen
Geleedpotigen
Gewervelden
1 / 16
next
Slide 1: Drag question
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Sponsdieren
Neteldieren
Weekdieren
Stekelhuidigen
Geleedpotigen
Gewervelden

Slide 1 - Drag question

Plantencel
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

B3.3Planten

Slide 3 - Slide

Leerdoel
  1. Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 4 - Slide

Planten
Er zijn bijna 300.000 soorten planten. Zelfs in de woestijn groeien planten. Planten zijn de enige groep met bladgroenkorrels in de cellen.

Planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillende uit.

Slide 5 - Slide

Twee groepen planten
We kunnen de planten in twee groepen verdelen: zaadplanten en sporenplanten. Zaadplanten hebben bloemen, sporenplanten niet.

Slide 6 - Slide

Zaadplanten
De meeste planten die je kent zijn zaadplanten. Alle zaadplanten hebben bloemen. In de bloemen ontstaan zaden. Uit een zaad kan een nieuwe plant groeien.

Slide 7 - Slide

Zaden van zaadplanten

Slide 8 - Slide

Sporenplanten
Sporenplanten hebben geen bloemen. Ze planten zich voort met sporen. Een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien.

Mossen en varens zijn voorbeelden van sporenplanten

Slide 9 - Slide

Bij mossen ontstaan sporen in sporendoosjes
Bij varens ontstaan sporen in sporenhoopjes

Slide 10 - Slide

Sporenplanten hebben bloemen
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Bomen behoren ook tot de zaadplanten
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Bij mossen onstaan de sporen in sporenhoopjes
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Aan het werk
Maak de opdrachten van basisstof 3.3 digitaal

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video