Hoofdstuk 2 - herhaling

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Paragraaf 1 

 

Kopen is kiezen

Hoeveelheid geld die iemand in een bepaalde periode ontvangt.

Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consument bij die prijs willen kopen

hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kunnen worden

aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen

gevraagde hoeveelheid

vraaglijn

koopkracht

inkomen

Als de totale vraag naar goud toeneemt...

1. Verschuift de vraaglijn naar rechts.
2. Verschuift de vraaglijn naar links

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:

1. een hogere koopkracht
2. een prijsstijging
3. een daling van het aantal inwoners
4. het verdwijnen van concurrenten

Stel de functie van de vraaglijn naar cola is:
Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50.
Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?

1. 82.5
2. 8
3. 9,375
4. 7,5

Gegeven:

Qv=-15p+45             en        p=2,50

Dan ga je de p invullen in de formule

Qv= -15x2,50+45

Qv= -37,50+45

Qv=7,5

Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?

1. Hoe hoger de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
2. Hoe hoger de prijs, hoe minder vraag
3. Omdat de aanbodlijn stijgt
4. Omdat er altijd sprake is van evenwicht

V

r

a

a

g

l

i

j

n

De vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed.

1. Dit is voor elk goed hetzelfde.
2. Dit is voor elk goed anders.

De vraaglijn van een product verschuift in een jaar evenwijdig naar links. Een mogelijke oorzaak van deze verschuiving is.....

1. een afname van het aantal vragers.
2. een inkomensstijging bij de consumenten.
3. een toename van het aantal vragers.
4. een prijsverlaging van het product zelf

Paragraaf 2 

Winst is Winst

Hoe bereken je de totale winst?

1. Afzet- totale kosten
2. Omzet - totale kosten
3. Omzet - afzet
4. Omzet - totale kosten - variabel kosten

Omzet =

1. afzet x consumentenprijs
2. afzet x inkoopprijs
3. afzet x verkoopprijs
4. afzet x btw

Hoe bereken je de totale kosten van een ondernemer?

1. werkelijke productie x variabele kosten
2. opbrengst - kosten
3. constante kosten x productiecapaciteit
4. constante kosten + variabele kosten

De aanbodlijn loopt van linksboven naar rechtsonder.

1. juist
2. onjuist

Wat zou het betekenen voor de vraag- en of aanbodlijn als Nederland stopt met de gaswinning

1. aanbodlijn verschuift naar links
2. aanbodlijn verschuift naar rechts
3. vraaglijn verschuift naar links
4. vraaglijn verschuift naar rechts

Paragraaf 3

Eenmaal, andermaal, verkocht!

Als de prijs boven de
evenwichtsprijs ligt is
er sprake van

1. aanbodtekort
2. aanbodoverschot
3. vraagtekort
4. vraagoverschot

MARKTEVENWICHT

1. daar kruisen vraag- en aanbod lijn
2. prijs die een consument wil betalen
3. levert een producent de optimale Qa
4. betaalt de consument de optimale Prijs

Op de markt voor kopieermachines zijn vraag en aanbod als volgt:
Qv = -2P + 10
Qa = 3P – 5
Q de hoeveelheid (× 1.000) en P (de prijs in euro’s (× 1.000) weergeven.
Bereken de omzet bij marktevenwicht.

1. € 3 miljoen
2. € 8 miljoen
3. € 12 miljoen
4. € 50 miljoen

Hoe ontstaat een evenwichtsprijs?

1. Dit ligt aan de evenwichtshoeveelheid
2. Waar de vraag gelijk is aan het aanbod. hier ontstaat de prijs.
3. Dit mag de winkelier zelf bepalen.
4. Zodra het evenwicht is gevonden tussen inkomsten en uitgaven.

Paragraaf 4

Van alle markten thuis

De 4 marktvormen

1. Monopolie - 1 aanbieder - veel macht - niet transparant

2. Oligopolie - klein aantal aanbieders  - beetje macht - niet transparant

3. Monopolistische concurrentie- best wat aanbieders - niet zo veel macht - beetje transparant

4. Volkomen concurrentie - veel aanbieders - geen macht - heel transparant

De 4 marktvormen: overzicht

Wat is een kenmerk van een monopolie

1. Veel aanbieders
2. Heterogeen product
3. Weinig aanbieders
4. Een aanbieder

Veel vragers, veel aanbieders, homogeen product.

1. Monopolie
2. Volkomen concurrentie
3. Homogeen oligopolie
4. Monopolistische concurrentie

Sushi restaurants zijn actief op de volgende markt(vorm)..

1. monopolie
2. oligopolie
3. volledig vrije mededinging
4. monopolistische concurrentie