Spelling bb (2)

Spelling
- Oefenen hoe je werkwoorden moet spellen
- Klinkers en medeklinkers herkennen
- Oefenen met de stam en ik-vorm van het woord
- Oefenen met klanken van woorden
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling
- Oefenen hoe je werkwoorden moet spellen
- Klinkers en medeklinkers herkennen
- Oefenen met de stam en ik-vorm van het woord
- Oefenen met klanken van woorden

Slide 1 - Slide

Deze les 
- bespreken klinkers en medeklinkers
-oefenen met klinkers en medeklinkers
- oefenen met lange en korte klanken

Slide 2 - Slide

Klinkers en medeklinkers
Het alfabet bestaat uit klinkers en medeklinkers.

Slide 3 - Slide

Noem 3 klinkers!

Slide 4 - Mind map

Wat zijn medeklinkers?

Slide 5 - Open question

Klinkers & medeklinkers

Slide 6 - Slide

a,e,o,i,u zijn klinkers.
Andere letters zijn medeklinkers

Slide 7 - Slide

Korte en lange klanken
-  Met klinkers kun je lange en korte klanken maken.

Korte klanken: bank, bed, post, vis
Lange klanken: kaart, feest, stuur
Combinatie: lantaarn, kantoor, alleen

Slide 8 - Slide

Oefenen
Link 1

Klaar? Maken blz. 25 opdr. 23
Zelf nakijken!

Slide 9 - Slide

Volgende les
Stam en ik-vorm

Slide 10 - Slide

Klinkers:

5 korte klinkers: a, e, i, o, u (zoals bak, lek enz..)


5 lange klinkers: aa, ee, ie, oo, uu (zoals kaas, lied enz..)

Slide 11 - Slide

Klinkers en medeklinkers (blz. 36)

Slide 12 - Slide

Korte en lange klanken (blz. 37)

Slide 13 - Slide

Klankgroepen

Slide 14 - Slide

Klankgroepen

Slide 15 - Slide

Meervoud

Slide 16 - Slide

Heeft het woord een korte of een lange klank of beide?

lokaal
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 17 - Quiz

Heeft het woord een korte of een lange klank of beide?

hok
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 18 - Quiz

Heeft het woord een korte of een lange klank of beide?

lantaarn
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 19 - Quiz

Zet het woord in het meervoud

pit

Slide 20 - Open question

Zet het woord in het meervoud

braam

Slide 21 - Open question

Zet het woord in het meervoud

dag

Slide 22 - Open question

Zet het woord in het meervoud

schroef

Slide 23 - Open question

Zet het woord in het meervoud

auto

Slide 24 - Open question

Zet het woord in het meervoud

rommel

Slide 25 - Open question

Klinkers en medeklinkers
In het alfabet staan klinkers en medeklinkers. 
Een klinker kun je altijd gewoon uitspreken. 
Alle Nederlandse klinkers zijn: a, e, i, o en u. 

Een medeklinker heeft een andere letter nodig voor je hem kunt uitspreken: m wordt em, p wordt pee.


Slide 26 - Slide

Korte klank
Met klinkers kun je korte klanken en lange klanken maken.
In het voorbeeld zie je woorden met een korte klank. Je hoort de klanken a, e, o, u en i kort. Als je klanken kort hoort, schrijf je maar één klinker.

VOORBEELD (woorden met korte klank):
bank, bed, post, put, vis




Slide 27 - Slide

Lange klank
In het volgende voorbeeld staan woorden met een lange klank. Je hoort de klanken a, e, o, u en i lang. Om te laten zien dat een klank lang is, kun je de klinker twee keer schrijven.


VOORBEELD (woorden met lange klank):
kaart, feest, boot, stuur

Slide 28 - Slide

Korte en lange klank
Sommige woorden hebben korte en lange klanken.


VOORBEELD (woorden met korte en lange klank):
lantaarn, kantoor, alleen

Slide 29 - Slide

Theorie
kppr
tmmrmn
zknhs
wnkl
Hoe spreek je deze woorden uit?
Hoe moet het woord eigenlijk gespeld worden?
Wat ontbreekt er aan deze woorden?

Slide 30 - Slide

Het woord eten heeft een
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 31 - Quiz

Het woord vuur heeft een
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 32 - Quiz

Het woord bord heeft een
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 33 - Quiz