les 10 - P2 - dinsdag 9 januari 2024

Les 10 - periode 2 - dinsdag 9 januari 2024
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 10 - periode 2 - dinsdag 9 januari 2024

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
Leerdoelen:

1. Ik herhaal het werkwoord 'gustar' & het gebruik ervan


2. Ik herhaal het gebruik van het werkwoord 'estar' & 
     ik breid mijn kennis hierover uit









Slide 2 - Slide

Het werkwoord 'gustar' 
Het werkwoord 'gustar' betekent:
--> iets leuk/lekker/tof vinden/
ergens van houden
Het is een werkwoord dat je op
een bijzondere manier gebruikt!

slechts 2 vormen: gusta - gustan

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Gustar (houden van)
Gusta wordt gevolgd door:
een zelfstandig naamwoord enkelvoud óf door een werkwoord
    me gusta cenar en un restaurante - me gusta la música

Gustan wordt gevolgd door:
een zelfstandig naamwoord in het meervoud
    me gustan las vacaciones (=de vakantie)

Slide 5 - Slide

¿Qué (=wat) te gusta hacer (=om te doen)?

Slide 6 - Slide

1. Schrijf in je boek (p.64 of op een kladblaadje) 'gusta' of 'gustar' op.

2. Vertaal de zinnen 
naar het Nederlands.
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Respuestas
1. 
1. gusta                       basketbal
2. gustan                    honden
3. gusta                       koffie
4. gustan                    films
5. gusta                       feest
6. gusta              middagdutje
7. gusta              zonnebaden
8. gustan                    pinda's
9. gustan          dagen met zon
10. gusta                    

Slide 8 - Slide

Estar (zijn/zich bevinden)
Het werkwoord 'estar' betekent zijn, op de manier van
 'ergens zijn'  (periode 1)

  • Estoy en la escuela
  • Estoy en el cine
  • Estoy en el trabajo

Slide 9 - Slide

Estar
Het werkwoord 'estar' wordt ook gebruikt bij het uitdrukken van een gemoedstoestand!
Estoy bien                              Het gaat goed met mij
Estoy feliz                              Ik ben gelukkig
Estoy nervioso /-a              Ik ben zenuwachtig
¿Estás triste?                        Ben je verdrietig?
Estoy enfermo / -a             Ik ben ziek

Slide 10 - Slide

Nieuwe betekenis 'estar' 
Met behulp van het werkwoord 'estar' kun je ook aangeven of je bepaald eten lekker vindt of niet: Het is lekker...

La pizza está rica.
El café está rico.
Los tomates están ricos.
Las gambas (=garnalen) están ricas.
Het woord 'rico' (=lekker) heeft vier vormen!!

rico/rica/ricos/ricas

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

¿Qué tal la comida? 
Als je wilt aangeven hoe het eten heeft gesmaakt, kun je bijvoorbeeld zeggen: Het is lekker, het is koud, het is smakelijk, het is heerlijk, het is pikant... Of niet natuurlijk...

La ensalada está deliciosa                    heerlijk
La sopa está fría                                         koud
La comida (no) está sabrosa                 smakelijk

Slide 13 - Slide

Inhalen leesvaardigheidstoets
De datum voor het inhalen van de leesvaardigheidstoets is:

woensdag 17 januari (10.30 - 11.15),
drie kwartier voor aanvang van de les Spaans om 11.15

Zakaria - Jamai - Silla - Thimo - Mo - 
David - Ashley - Lucy - Tina - Fabio 


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide