This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Meervouden van znw
Meestal schrijf je de meervouden zoals je ze uitspreekt. In het boek staan 9 regels over bijzondere meervoudsvormen. Zo hebben sommige woorden twee meervoudsvormen (keuzes, keuzen).
Slide 2 - Slide
Blok 3
Doel:
- je kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen
Slide 3 - Slide
Meervouden van znw (1)
Belangrijke regels:
- bij woorden op -ee of -ie krijgt het meervoud een trema + e als de klemtoon op de laatste lettergreep valt (WEL: idee - ideeën Niet: bacterie - bacteriën)
- bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof als je het verkeerd uit gaat spreken (oma - oma's, radio - radio's)
Slide 4 - Slide
Meervouden van znw (2)
Vervolg belangrijke regels:
- bij woorden die eindigen op el, -es, -et, -ik of -it krijg je GEEN dubbele medeklinker (dreumes - dreumesen, havik - haviken) als de klemtoon NIET op de laatste lettergreep ligt.