This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Meervouden van znw
Meestal schrijf je de meervouden zoals je ze uitspreekt. In het boek staan op blz. 129, 8 regels over bijzondere meervoudsvormen. Zo hebben sommige woorden twee meervoudsvormen (keuzes, keuzen).
Slide 2 - Slide
Blok 3
Doelen:
- je kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen
- je weet wanneer je een -n achter woorden schrijft als alle(n), beide(n), sommige(n)
Slide 3 - Slide
Meervouden van znw (1)
Belangrijke regels:
- bij woorden op -ee of -ie krijgt het meervoud een trema + e als de klemtoon op de laatste lettergreep valt (WEL: idee - ideeën Niet: bacterie - bacteriën)
- bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof als je het verkeerd uit gaat spreken (oma - oma's, radio - radio's)
Slide 4 - Slide
Meervouden van znw (2)
Vervolg belangrijke regels:
- bij woorden die eindigen op el, -es, -et, -ik of -it krijg je GEEN dubbele medeklinker (dreumes - dreumesen, havik - haviken) als de klemtoon NIET op de laatste lettergreep ligt.
Slide 5 - Slide
Luiwammesen Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quiz
Diskjockey's Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quiz
Medici Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 8 - Quiz
Paragraven Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quiz
Kopieën Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 10 - Quiz
Meervouds-n bij verwijzingen
Woorden als beide(n), sommige(n), enkele(n) en vele(n) schrijf je meestal zonder -n.
1. Staat er een znw achter? ja? zonder -n
nee?
2. Heeft het woord betrekking op meerdere personen? ja? schrijf wel -n
nee? schrijf geen -n
Slide 11 - Slide
Ondanks onze slechte start kwamen wij als ........... over de finish.
A
eerste
B
eersten
Slide 12 - Quiz
Hamerhaaien zijn bedreigd, maar de ............ worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten
Slide 13 - Quiz
De ..... toeristen willen allemaal hetzelfde zien.