T2 leren 1V

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Wat te leren voor de toets?

• Jas in je kluis
• Spullen op tafel

       Boek, werkboek, schrift

• Tas van tafel

Kennen/Kunnen

• Je weet de belangrijkste delen om te leren voor de toets
• Je weet hoe je kunt leren voor de toets.

Algemene tips

• De gekleurde woorden in de tekst zijn kernbegrippen. Deze moet je altijd kennen!
• De opdrachten helpen je oefenen voor de toets, maak ze en kijk ze ook goed na! 
• Oefen door lessonups terug te kijken, BVJ online of Biologiepagina.nl

Basisstof 1

• Leer de namen uit de afbeeldingen: 1, 2, 3, 5 en 7
• Leer de taken en onderdelen van de 6 verschillende orgaanstelsels
• Je moet kunnen uitleggen wat een orgaan is
• Je moet kunnen uitleggen wat een orgaanstelsel is

Basisstof 2

• Leer de 3 taken van wortels (en hoe ze deze uitvoeren)
• Leer de bouw van wortelstelsels
• Leer de 2 taken van stengels (en hoe ze deze uitvoeren)
• Leer het verschil tussen houtachtige en kruidachtige stengels
• Leer de taak van bladeren (en hoe ze deze uitvoeren)

Basisstof 3

• Je moet kunnen uitleggen wat een cel is
• Je moet kunnen uitleggen wat een weefsel is
• Je moet voorbeelden van cellen en weefsels kunnen geven.
• Je moet kunnen uitleggen wat tussencelstof is
• Je moet kunnen uitleggen wat de functie van een huidmondje bij planten is.
• Je kunt a.d.h.v. jaarringen bepalen hoe oud een boom is. 

Basisstof 4

• Leer afbeeldingen: 1 en 2
• Leer de namen en functies van de verschillende celonderdelen.
• Je moet de verschillen tussen dierlijke en plantencellen kennen.
• Je kunt uitleggen wat een celorganel is
• Je kent de eigenschappen van verschillende plastide 

Basisstof 5

• Je kunt uitleggen wat de functie van chromosomen is.
• Je weet dat elke cel van een organisme hetzelfde aantal chromosomen in de celkern heeft als andere cellen.
• Je weet dat DNA is opgebouwd uit basenparen
• Je weet de vaste combinaties van basen in basenparen.
• Je kunt uitleggen wat een gen is. 

Basisstof 6

• Je kunt de stappen van een celdeling beschrijven.
• Je kunt het belang van celdeling uitleggen.
• Je kunt beschrijven wat er gebeurt met de cellen die ontstaan uit een celdeling.
• Je kunt uitleggen wat een stamcel is. 

Eigenschappen eencelligen

• Het organisme bestaat uit 1 cel
• Alle levensverschijnselen
  
• Lijken op dierlijke cellen, maar geen dieren

Amoebe

• a=geen/niet  moebe=vorm
• Voortbeweging: schijnvoetjes
• Eten: insluiten
• Vertering: voedingsvacuole

Pantoffeldiertje

• Voortbeweging: Trilharen
• Eten: Celmond
• Vertering: Voedingsvacuole

00:01-00:31

Celmond

kloppende vacuole

voedingsvacuolen

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. t/m
  
• Maken Opdr. 1 t/m blz. 

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zs = Werken in stilte

• Geen vinger opsteken
• Aan het werk
• Stil en stoor niemand
• Blijf op je plek

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. t/m
  
• Maken Opdr. 1 t/m  blz. 

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zf = Werken met fluisteren

• Geen vinger opsteken
• De docent komt langs
• Aan het werk
• Fluister alleen met de persoon naast je
• Blijf op je plek

Opruimdienst

Vandaag zijn dit

• Tafels leeg en recht
• Stoelen aangeschoven
• Grond vrij van afval