duitse hulpwerkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

mogen, toestemming

kunnen

houden van

moeten

moeten,zullen

willen

Deel 1: haben & sein

ich

du

er

wir

ihr

sie

sie

es

Sie

wij

jij

zij

jullie

het

hij

zij

ik

u

habe

haben

haben

 hast

 hat

ich

habt

du

er, sie, es

wir

ihr

Sie, sie

habst

seid

 sind

bin

ich

sind

 bist

du

er, sie, es

wir

ihr

Sie, sie

ist

sein

Meine Schwester ...(sein) 15 Jahre alt.

1. hat
2. ist
3. bin
4. bist

Wir (haben) ...... die Aufgaben gemacht.

1. haben
2. sind
3. habe
4. hast

Meine Eltern ...... (haben) ein neues Auto gekauft.

1. habe
2. sein
3. hat
4. haben

Du (haben) ...... viel gelernt.

1. habst
2. hasst
3. hast
4. habt

Ihr (haben) ... gut aufgepasst.

1. habt
2. haben
3. habet
4. habent

ihr...... krank gewesen!

1. sind
2. seid
3. bist
4. ist

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

.................. du müde?

Johann, wo...............du?

............... du Zeit für mich?

Deel 2: 8 hulpwerkwoorden

Wat zijn Modalverben?

Hulpwerkwoorden die extra betekenis geven aan hoofdwerkwoord

Moeten (wil van een ander)

willen (heel sterk, eisen)

mogen (toestemming hebben)

leuk vinden, lusten, aardig vinden, houden van

kunnen

moeten (het kan niet anders, noodzaak)

weten

sollen

mögen

wollen

dürfen

müssen

wissen

können

Dürfen wir hier parken?

Kannst du mir helfen?

Diese Musik mag ich nicht.

Ich muss jetzt gehen.

Peter soll sich beim Direktor melden.

Ich will noch nicht gehen.

Wissen Sie wo der Bahnhof ist?

Tekst

mogen (toestemming hebben)

kunnen

houden van/lusten

moeten (noodzaak)

moeten (wil van een ander)

willen

weten

Wat betekent "sollen"

1. moeten (noodzaak)
2. moeten (van een ander)

Wat betekent "mögen"

1. durven
2. toestemming hebben
3. lusten
4. mogen

Wat betekent "dürfen"

1. durven
2. mogen (toestemming)
3. houden van
4. lekker vinden

Wat betekent "können"

1. kennen
2. kunnen
3. weten

Wat betekent "wollen"

1. graag willen
2. weten
3. willen

Wat betekent "müssen"

1. moeten (wil van ander)
2. moeten (noodzaak)

Wat betekent "möchten"

1. willen
2. moeten
3. mogen
4. zou graag willen

vul het juiste duitse hulpwerkww in:
mogen we nu naar huis?

1. mögen
2. müssen
3. können
4. dürfen

vul het juiste duitse hulpwerkww in:
weten jullie dat niet?

1. wissen
2. müssen
3. können
4. sollen

vul het juiste duitse hulpwerkww in:
ik moet bij mijn moeder komen

1. sollen
2. müssen
3. wollen
4. mögen

vul het juiste duitse hulpwerkww in:
wij zouden graag een kamer reserveren

1. sollen
2. möchten
3. wollen
4. mögen

vul het juiste duitse hulpwerkww in:
ik kan dat niet doen

1. kannen
2. wollen
3. dürfen
4. können