Samenvatting hoofdstuk 1 en 6

Samenvatting hoofdstuk 1 en 6
Dit uit je hoofd leren is niet genoeg voor een voldoende, het is ook belangrijk dat je de opgaven maakt!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Samenvatting hoofdstuk 1 en 6
Dit uit je hoofd leren is niet genoeg voor een voldoende, het is ook belangrijk dat je de opgaven maakt!

Slide 1 - Slide

De stroomkring
  • Tekening op het bord, symbolen
  • Als die niet gesloten is, werkt het niet.

Slide 2 - Slide

Stroomsterkte meten
  • Stroomsterkte = hoeveel ladingen er per seconde door een stuk van de stroomkring stroomt. De eenheid van stroomsterkte is Ampère. 
  • Stroommeter / ampèremeter = apparaat om de stroomsterkte te meten. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Geleiders en isolatoren
  • Geleider = materiaal waar stroom makkelijk doorheen kan.
  • Isolator = materiaal waar stroom niet makkelijk doorheen kan.
  • geldt ook voor warmte!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Kortsluiting
  • Draden - kleine weerstand
  • Elektrische apparaten - grote weerstand - kleine stroomsterkte 
  • De stroom neemt onbedoeld een andere weg, stroomsterkte veel te groot

Slide 9 - Slide

Overbelasting
  • De leidingen moeten te veel stroom leveren voor alle apparaten, en dat lukt niet. 

Slide 10 - Slide

Energieverbruik
Energie = de potentie om iets te laten gebeuren. 
Eenheid : Joule - J,  óf kiloWattuur - kWh
Wat doet de kilowattuurmeter?


Slide 11 - Slide

Vermogen
Vermogen P = hoeveel energie er per seconde wordt verbruikt.

Formule: 
E = P x t
Energie = vermogen x tijd

Slide 12 - Slide

Begrippen op een rijtje
Stroomsterkte = hoeveel lading er per seconde door de stroomkring gaat.
Weerstand = Hoe moeilijk het is voor de ladingen om door de kring heen te komen.
Spanning = De druk die de spanningsbron legt om de ladingen te laten bewegen.
Energie = De potentie om iets te laten gebeuren.
Vermogen = Hoeveel energie er per seconde wordt verbruikt.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Schok
  • Kortsluiting, overbelasting en schok zijn gevaarlijk.
  • Stroom door je lichaam, spieren trekken samen.
  • Als je huid een beetje nat is, is de kans op een schok groter. Waarom?
  • Hoe zou je zo'n schok kunnen voorkomen?

Slide 15 - Slide

Veiligheidsmaatregelen
  • Dubbele isolatie: Hierbij worden twee lagen isolatiemateriaal aangebracht, rond de onderdelen en aan de buitenkant van het apparaat.
  • Een zekering schakelt de stroom uit als de stroomsterkte te groot wordt. 
  • De aardlekschakelaar controleert of de stroom in en uit de stroomkring gelijk is, en schakelt de stroom uit bij een verschil van 30 mA. 
  • De aardedraad (groengeel) geleidt stroom op een veilige manier naar de aarde toe. 
     

Slide 16 - Slide

Balansmethode
Gebruik je om formules om te schrijven. 
Wat je links van de = doet, doe je ook rechts. Dit geldt voor optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.  

Slide 17 - Slide

Grootheid
symbool
eenheid 
symbool
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Spanning
U
Volt
V
Vermogen
P
Watt
W
Tijd
t
seconde of uur
s of h
Energie
E
Joule of kilowattuur
J of kWh

Slide 18 - Slide

Celsius en Kelvin

Slide 19 - Slide

Waarom?
  • Celsius is gebaseerd op het bevriezen en koken van water
  • Kelvin is gebaseerd op het absolute nulpunt. Het kan niet kouder worden dan 0 graden Kelvin. 

Slide 20 - Slide

Warmte is een vorm van energie, waarmee je de temperatuur kan veranderen. 

Slide 21 - Slide

Energie kan omgezet worden in een andere vorm
Welke omzetting is er bij zonnepanelen?

Slide 22 - Slide

Elektrische warmtebronnen
  • Een energie-stroomdiagram laat zien welke vorm energie in welke vorm energie wordt omgezet. 

Slide 23 - Slide

Formule: warmte
Q = P x t
Warmte = vermogen x tijd
  • Grootheden en eenheden
  • 1 Joule is vet weinig. 
  • Hoe bereken je dan het vermogen?

Slide 24 - Slide

Temperatuur-tijddiagram
Temperatuur-warmtediagram
Maak die zelf :)

Slide 25 - Slide

Brandstoffen
  • Een brandstof bevat chemische energie, die je kan omzetten in warmte door de brandstof te verbranden. 
  • Verbrandingswarmte: de hoeveelheid warmte die een bepaalde hoeveelheid brandstof kan leveren. 

Slide 26 - Slide

Warmtetransport
Warmte beweegt naar de plek met de laagste temperatuur. Hoe doet het dat? 
1. Geleiding = Warmte beweegt door een geleidende stof heen. 
2. Stroming = Een bewegend gas of vloeistof neemt de warmte mee. 
3. Straling = licht of infrarode straling vervoert warmte. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Straling
  • Lichte voorwerpen weerkaatsen straling
  •  Donkere voorwerpen absorberen straling, en worden in de zon warmer. 

Slide 29 - Slide

Isoleren
  • Warmte kan een huis verliezen door stroming, straling en geleiding. 
  • Isolatiemateriaal: Stof met veel kleine ruimtes lucht erin dat warmteverlies tegen gaat.

Slide 30 - Slide

Warmteverlies tegengaan
  • Dubbelglas heeft lagen reflecterende stof en stilstaande lucht.
  • Een spouwmuur heeft een dubbele lagen met ertussen stilstaande lucht of isolatiemateriaal. 
  • Folie om de verwarming.
  • Isolatiemateriaal in de vloeren en daken.

Slide 31 - Slide