Feiten meningen argumenten

Feiten, meningen, argumenten
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Feiten, meningen, argumenten

Slide 1 - Slide

Wat weet je al over een mening/feit/argument.

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen deze les:


  • Je weet wat een feit is;
  • Je weet wat een mening is;
  • Je weet wat een argument is; 

Slide 3 - Slide


Staat hier een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 4 - Quiz

Een mening:

  • Wat iemand ergens van vindt.
  • Het is niet controleerbaar. Je kunt het eens of oneens zijn. 
Mening

Slide 5 - Slide


Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quiz

Een feit:

  • Uitspraak over iets wat waar of onwaar is.
  • Het is controleerbaar. Je kunt het opzoeken.




Feit 

Slide 7 - Slide


Staat hier een feit, mening of argument?
 Omdat ik een fijne klas heb, ga ik graag naar school.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quiz

Een argument:

  • Reden: waarom je iets vindt.
  • Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen om overtuigend te zijn:
Je gebruikt hiervoor de signaalwoorden: Omdat, want, daarom en namelijk.




Argument

Slide 9 - Slide


Staat hier een feit, mening of argument?
Lessen op school vind ik leuker dan thuis

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Sporten is het leukste dat er is

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik zit in klas K2c.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Noteer een mening.

Slide 14 - Mind map

Noteer een feit.

Slide 15 - Mind map

Noteer een argument bij je mening.

Slide 16 - Mind map

En nu aan de slag..
Maak opdracht 4 en 6 op blz. 42/43
en de puzzel op blz. 246
Klaar?  Ga naar NUMO en werk in het (groene) onderdeel spelling. 

Slide 17 - Slide