10 januari

Werkwoord: Kunnen 
Ik kan 
Jij kan/ kunt 
Kan jij? / kun jij?
U kan / kunt 
Kunt u? 
Hij kan / zij kan 
Wij kunnen 
Jullie kunnen 
Zij kunnen 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Werkwoord: Kunnen 
Ik kan 
Jij kan/ kunt 
Kan jij? / kun jij?
U kan / kunt 
Kunt u? 
Hij kan / zij kan 
Wij kunnen 
Jullie kunnen 
Zij kunnen 

Slide 1 - Slide

Piet …. goed leren

Slide 2 - Open question

Je ….. de metro nemen.

Slide 3 - Open question

U kun goed Spaans spreken
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Je mag hier niet fietsen
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Wij ….. om 8.50u met de bus.

Slide 6 - Open question

Ik …. goed Engels spreken.

Slide 7 - Open question

De baby mogen geen koekje.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Desi en Cora …. mooi schrijven

Slide 9 - Open question

Tijd in een zin 
Voor 
Na
Om 
Over 
Van … tot 
In 
Op 
Sinds 
Tijdens 

Slide 10 - Slide

Hij gaat … 15 juni trouwen
A
Om
B
Op
C
In
D
Over

Slide 11 - Quiz

Ik moet …. naar de dokter

Slide 12 - Open question

Ik moet … 9.00u tot 14.00u naar school
A
Over
B
Om
C
Van
D
In

Slide 13 - Quiz

Ik ga … mijn werk naar de bioscoop.

Slide 14 - Open question

Wanneer komen jullie thuis?
A
Op 20 januari
B
In 20 januari
C
Tot 20 januari
D
Sinds 20 januari

Slide 15 - Quiz

Wanneer is het vakantie
A
Om 5 weken
B
Van 5 weken
C
Over 5 weken
D
Sinds 5 weken

Slide 16 - Quiz

Zinsvolgorde 
Wie - werkwoord - tijd - de rest 

Ik eet vandaag een appel 

Slide 17 - Slide

Sinds - een - werkt - Gert - in - winkel - week - een

Slide 18 - Open question

Gaan - zij - trouwen - donderdag - op

Slide 19 - Open question

Over - hij - twee - uur - gaat - huis - naar

Slide 20 - Open question

Boterham - tijdens - eet - werk - zij - een

Slide 21 - Open question

Feest - geven - in - wij - november - een - groot

Slide 22 - Open question