2.2 Botten bewegen (met oefenvragen)

2.2 Botten bewegen
Je leert hoe botten aan elkaar zitten, hoe een gewricht werkt en welke soorten gewrichten er zijn.


1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.2 Botten bewegen
Je leert hoe botten aan elkaar zitten, hoe een gewricht werkt en welke soorten gewrichten er zijn.


Slide 1 - Slide

 Leerdoelen: Botten bewegen
  • Je kunt de onderdelen van de wervelkolom benoemen.
  • Je kunt twee manieren waarop de wervelkolom schokken opvangt beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat een juiste lichaamshouding is en wat er in de wervelkolom gebeurt bij een slechte houding. 
  • Je kunt uitleggen hoe botten aan elkaar zitten, hoe een gewricht werkt en welke soorten gewrichten er zijn.

Slide 2 - Slide

Welke soorten wervels heb je?

Slide 3 - Open question

Hoe vangt de wervelkolom schokken op?
  • Dubbele S-vorm: wervelkolom kan een beetje in elkaar geduwd worden en weer terugveren

  • Kraakbeenschijven (= Tussenwervelschijven): zachte kern

Beide zorgen ze voor VEERKRACHT

Slide 4 - Slide

De rugspieren helpen ook mee
Opbouw kraakbeenschijven

Slide 5 - Slide

Lichaamshouding
Bij een verkeerde houding kan de wervelkolom scheef gaan staan. Dit 
zorgt voor een verkeerde belasting van de rugspieren. De rugspieren kunnen overbelast raken.
Een goede lichaamshouding houdt de wervelkolom in de dubbele S-vorm en kan klachten voorkomen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Hier zie je
A
geen goede lichaamshouding
B
een goede lichaamshouding

Slide 8 - Quiz

Wat kun je zeggen over de wervelkolom van deze jongen
A
Deze heeft een dubbele S-vorm
B
Deze heeft GEEN dubbele S-vorm
C
Deze heeft een S-vorm
D
Deze heeft GEEN S-vorm

Slide 9 - Quiz

Sleep de persoon naar het vakje waar hij bij hoort.
Goede houding 
Slechte houding

Slide 10 - Drag question

Goed tillen
Bij het tillen is het ook belangrijk dat de wervelkolom de dubbele S-vorm behoudt.
 
  • Tillen vanuit je benen
  • Houd het voorwerp dicht bij je
  • Til niet te zwaar
  • Til niet te lang
  • Houd je rug recht

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Waarom mag je bij het tillen je wervelkolom niet helemaal buigen?
A
Dan verschuiven de wervels
B
Dan verschuiven de kraakbeenschijven
C
Dan worden de wervels aan 1 kant helemaal platgedrukt
D
Dan worden de kraakbeenschijven aan 1 kant platgedrukt

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat zijn de functies van de tussenwervelschijven?
A
het beschermt je ruggenmerg
B
hierdoor kan je je rug een beetje bewegen
C
ze vangen schokken op
D
hierdoor wordt je rug een beetje langer

Slide 15 - Quiz

Tillen doe je vooral met je ...?
A
armspieren
B
rugspieren
C
beenspieren
D
buikspieren

Slide 16 - Quiz

Je wervelkolom bestaat uit verschillende onderdelen. Welke zijn dit?
A
wervels, tussenwervelschijven, spieren en zenuwen
B
wervels
C
wervels, tussenwervelschijven en spieren
D
wervels en tussenwervelschijven

Slide 17 - Quiz

Wat voor speciale vorm heeft de wervelkolom?
A
s-vorm
B
dubbele s-vorm
C
o-vorm
D
dubbele o-vorm

Slide 18 - Quiz

Tussen de wervels zitten:
A
kraakbeenschijven
B
schokwervels
C
beenschijven
D
wervelschijven

Slide 19 - Quiz

het ruggenmerg bestaat uit
A
bloedvaten
B
zenuwcellen
C
kraakbeen
D
beenmerg

Slide 20 - Quiz

Als je met gebogen rug tilt
A
slijten je wervels
B
komen de bloedvaten klem te zitten
C
kunnen de kraakbeenschijven beschadigen en tussen de wervels uitpuilen
D
raakt je ruggenmerg beschadigd

Slide 21 - Quiz

Een hernia is
A
zenuwen die klem komen te zitten
B
bloedvaten die klem komen te zitten
C
Spieren die klem komen te zitten
D
Wervels die kapot zijn

Slide 22 - Quiz

Elke wervel bestaat uit:
A
wervellichaam, wervelgat, kraakbeenschijf
B
wervelgat, uitsteeksels, zenuwen
C
wervellichaam, wervelgat, uitsteeksels
D
wervellichaam, wervelgat, bloedvaten

Slide 23 - Quiz

Bij welke plaatje heeft de volwassen persoon een goede houding?
    A                 B               C
A
B
C

Slide 24 - Quiz

Het huiswerk:
Bestudeer blz. 40 t/m 43. Snap je de bronnen?

Maak opdracht 1 t/m 10 + nakijken.

Slide 25 - Slide