quiz mechanica

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Quiz Mechanica

havo 5 natuurkunde

Quiz 1

Bij een eenparige beweging is

1. versnelling constant
2. snelheid constant
3. versnelling nul
4. snelheid nul

Het (v,t)-diagram van een eenparige beweging is

1. rechte stijgende of dalende lijn
2. parabool
3. horizontale lijn
4. rechte of dalende lijn door de oorsprong

De momentane snelheid kan uit een (s,t)-diagram worden bepaald door

1. oppervlak onder grafiek
2. v=​Δt​​Δs​​
3. v=a⋅t
4. helling van de raaklijn

De gemiddelde snelheid kan uit een (s,t)-diagram worden bepaald door

1. oppervlak onder grafiek
2. v=​Δt​​Δs​​
3. v=a⋅t
4. helling van de raaklijn

Voor een willekeurige beweging geldt

1. s=v⋅t
2. s=v​gem​​⋅t
3. s=​2​​1​​at​2​​
4. geen van allen

de afgelegde weg kan uit een (v,t)-diagram bepaald worden door

1. helling van de raaklijn
2. s=v⋅t
3. oppervlakte onder de grafiek
4. s=v​gem​​⋅t

Quiz 2

De tweede wet van Newton luidt:

1. F​res​​=m⋅a
2. Actie = - Reactie
3. Als F_res = 0 dan is v = constant
4. Energie gaat nooit verloren

Wat is bij hefbomen de definitie van de "arm"

1. de afstand van het draaipunt tot het aangrijpingspunt van de kracht
2. de afstand van het draaipunt tot het uiteinde van de kracht
3. de loodrechte afstand van het draaipunt tot de werklijn van de kracht
4. de afstand tussen beide krachten die in evenwicht zijn

Stel:
dan is:

r​1​​=2⋅r​2​​

1. F​1​​=2⋅F​2​​
2. F​1​​=F​2​​
3. F​2​​=2⋅F​1​​
4. er is meer informatie nodig

Bij een "vrije val" geldt:

1. Snelheid is constant
2. Versnelling is constant
3. F​res​​=0
4. Wrijving = 0

Welke van de volgende signaalwoorden geven aan dat

F​res​​=0

1. snelheid is constant
2. voorwerp staat op het punt te gaan bewegen
3. snelheid is maximaal
4. voorwerp hangt stil

Als je twee keer zo hard fietst, wordt de luchtwrijvingskracht...

1. 2x zo groot
2. 3x zo groot
3. blijft gelijk
4. 4x zo groot

Een fietser fietst met een constante snelheid van 20 km/h. Hij levert een nuttig vermogen van 555 W. Bereken de totale wrijvingskracht

1. 0,10 kN
2. 11 kN
3. 28 N
4. 3,1 kN