Paragraaf 8.1, het werkt

8.1 Het werkt
Hoofdstuk 8: Je lichaam werkt
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

8.1 Het werkt
Hoofdstuk 8: Je lichaam werkt

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 8.1
1. Je kent de opbouw: organel, cel, weefsels, orgaan, orgaanstelsel, organisme.
2. Je kent de naam en functie van de organen genoemd in bron 2 en 5.
3. Je weet van de onderstaande orgaanstelsels: bijbehorende organen, functie en samenwerking è verterings-, ademhalings-, bloedvaten-, uitscheiding-, spier-, beender-, en zenuwstelsel. 
4. Je kent de organellen en functie van de cellen (bron 3) 
5. Je weet op welke manier je lichaam energie maakt. En weet waar dit proces plaatsvindt.

Slide 2 - Slide

Weet je nog ?

Slide 3 - Slide

organel - cel

Slide 4 - Slide

de cel

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Orgaanstelsel
Organen die samenwerken aan dezelfde grote taak vormen een orgaanstelsel

Slide 7 - Slide

Orgaanstelsels
Mens heeft 12 orgaanstelsels

Hiernaast 5 stelsels
Organen, functie en samenwerking kennen

Slide 8 - Slide

Hoe werken orgaanstelsels samen?
verteringsstelsel
ademhalingsstelsel
bloedvatenstelse
uitscheidingsstelsel
zenuwstelsel

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Energie
* cellen hebben altijd energie nodig.
* Voorbeeld van spiercel - verbranding gebeurt in ALLE cellen
* organel - mitochondriën

Slide 11 - Slide

samenwerken
Hoe komen spieren aan energie ?

Verbranding:
Glucose + zuurstof = 
energie + koolstofdioxide + water

Slide 12 - Slide

Hoe komt een spier aan glucose en zuurstof ?

Slide 13 - Slide

afvalstoffen
koolstofdioxide en water

Slide 14 - Slide

Leerdoelen 8.1
1. Je kent de opbouw: organel, cel, weefsels, orgaan, orgaanstelsel, organisme.
2. Je kent de naam en functie van de organen genoemd in bron 2 en 5.
3. Je weet van de onderstaande orgaanstelsels: bijbehorende organen, functie en samenwerking è verterings-, ademhalings-, bloedvaten-, uitscheiding-, spier-, beender-, en zenuwstelsel. 
4. Je kent de organellen en functie van de cellen (bron 3) 
5. Je weet op welke manier je lichaam energie maakt. En weet waar dit proces plaatsvindt.

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Maken opdrachten paragraaf 8.1 die in je studiewijzer staan

Slide 16 - Slide