Herhaling first and second conditional

Herhaling first and second conditional
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Herhaling first and second conditional

Slide 1 - Slide

The First Conditional
  • Als iets waarschijnlijk gaat gebeuren, nu of in de toekomst
  • will + werkwoord ... if + present simple

  • If he gets the day off, we will go to London
  • We will be sad if Daniel leaves

Slide 2 - Slide

Hoe maak je een first conditional?
Een conditional bestaat uit twee delen:
1. de if-sentence
2. de hoofdzin

Hoe vorm je deze twee delen:
1. de if-sentence staat in de Present Simple.
2. in de hoofdzin wordt Present Simple gebruikt.

Slide 3 - Slide

The Second Conditional
  • Als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst
  • if + past simple, would + werkwoord

  • If we got the day off, we would go to London.
  • We would all be sad if Daniel left

LET OP: In deze conditonal gebruik je bij 'be' altijd WERE
If I were you I would not help him

Slide 4 - Slide

Second Conditional

Slide 5 - Slide

Een second conditional?
Een second conditional is een voorwaarde die waarschijnlijk niet zal gebeuren in de toekomst. 
Deze voorwaarde wordt gevormd door een if-sentence.

Oftewel: als aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan zal dit waarschijnlijk toch niet gaan gebeuren. Een voorbeeld:

If pigs could fly, I would commit myself to an insane asylum.

Slide 6 - Slide

Hoe maak je een second conditional?
Een conditional bestaat uit twee delen:
1. de if-sentence
2. de hoofdzin

Hoe vorm je deze twee delen:
1. de if-sentence staat in de Past Simple.
2. in de hoofdzin wordt would + hele ww gebruikt.

Slide 7 - Slide

Exercise: First and Second Conditional

  1. If I (have) ______ enough money, I would buy a new phone.
  2. We (go) ______ to the park tomorrow if the weather is nice.
  3. If Sarah (study) ______ harder, she would get better grades.
  4. What (you / do) ______ if you won the lottery?
  5. If it (rain) ______ tomorrow, we'll stay indoors and watch movies.
  6. If I (know) ______ her phone number, I would call her right now.
  7. If I (be) ______ taller, I could reach the top shelf.
  8. She (be) ______ disappointed if she doesn't pass the test.
  9. If he (practice) ______ more, he would be a better guitarist.
  10. If they (not / hurry) ______, they will miss the bus.
  11. If you (not / eat) ______ breakfast, you'll feel hungry later.
If we (leave) ______ now, we'll arrive on time.

Slide 8 - Slide

key

  1. had
  2. will go
  3. studied
  4. would you do
  5. rains
  6. knew
  7. were
  8. will be
  9. practiced
  10. don't hurry
  11. don't eat
leave

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link