leren van voorzetsel met de der-Gruppe en ein-Gruppe

1 / 11
next
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare school

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

0

Slide 1 - Video

Vertaal de 7 voorzetsel in het Nederlands:
mit, nach, bei, seit, von,
zu, aus

Slide 2 - Mind map

En nu andersom! Vertaal het voorzetsel in het Duits:
met =
naar =
sinds =
naar =

Slide 3 - Open question

Hier zie je 4 woorden uit de ein-Gruppe. Sleep de juiste vertaling naar het woord.
ein-
euer-
ihr-
Ihr-
een
jullie
haar
uw

Slide 4 - Drag question

Verbinden met elkaar.
geen
ons, onze
jouw
hun
zijn
kein-
ihr-
unser-
dein-
sein-

Slide 5 - Drag question

Der-Gruppe( Lees dit even goed door! )

de/het --> der/die/das
deze/die/dit/dat --> dies-
iedere/elke --> jed-
welke --> welch-
alle --> all-

Slide 6 - Slide

Deze/dit is in het Duits .....
A
welch-
B
dies-
C
jed-

Slide 7 - Quiz

Hoe gebruik je deze informatie?
der Mann --> Je ziet dat er een voorzetsel voor staat in de zin
--> mit --> dan veranderd der Man in --> dem Mann
dus: mit dem Mann 

Je kunt dit terug zoeken in het schema op de volgende slide en achter in je boek.

Slide 8 - Slide

Tekst
ein- Gruppe 
der- Gruppe 
dein
jed-
mein
kein
welch-
euer
ihr
unser
alle
sein
dies-

Slide 9 - Drag question

Aufgabe 35a: welke woorden horen bij de der- Gruppe?
A
dies-, welch, dein-, all-
B
mein, dein, kein, sein
C
dies-, welch-, jed-, all-
D
ihr, unser, euer, ihr

Slide 10 - Quiz

der- Gruppe
ein- Gruppe
der, die
das
dies-
jed-
welch-
alle
ein-
kein-
mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer-
ihr-
Ihr-

Slide 11 - Drag question