What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3M Formatieve toets voca 3, Futur en bijvoeglijk naamwoord VERSIE 2
Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
C'est une ......... fille (KLEIN)
A
c'est une petit fille
B
c'est une petits fille
C
c'est une petites fille
D
C'est une petite fille
Slide 2 - Quiz
C'est une ....... idée (slecht)
A
C'est une mauvais idée
B
C
C'est une mauvaises idée
D
C'est une mauvaise idée
Slide 3 - Quiz
C'est une chambre_____(zwart)
A
C'est une chambre noire
B
C'est une chambre noirs
C
C'est une chambre noir
D
C'est une chambre noires
Slide 4 - Quiz
Een grote auto
Une ........ voiture (sportief)
A
sportif
B
sportieve
Slide 5 - Quiz
Zij heeft blond haar
A
Elle a les cheveux blonde
B
Elle a les cheveux blond
C
Elle a les cheveux blondes
D
Elle a les cheveux blonds
Slide 6 - Quiz
Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
Neem de hele zin over:
C'est un sport.......... (gevaarlijk)
Eindig zonder punt
Slide 7 - Open question
Wat is de juiste vertaling?
Een oude vrouw
A
Une vieux femme
B
une vieilles femme
C
une vieille femme
D
un vieille femme
Slide 8 - Quiz
1 C'est un joli appartement
2 Ses chansons (vmv) sont nouvelles.
3 C'est une vieille ville.
4 Tu as une bonne idée.
5 Ici, il y a des profs marrants,
6 Elle est une fille sportif.
7 J'ai une soeur nerveux.
PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord : Is de zin goed of fout? Sleep de ster achter de zin naar het goede vak.
Slide 9 - Drag question
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
J'ai une cousine _________ [mooi]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 10 - Open question
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
C'est une matière _____________ ? [facile]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 11 - Open question
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
C'est une langue_____ [difficile]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 12 - Open question
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Vous avez une _______ maison . [grand]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Open question
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Elles sont des filles ________. [sportif]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 14 - Open question
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Oh là là! C’est une _______ soupe! [ bon]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
Slide 15 - Open question
Une ____ montagne (mooi)
Noteer de hele zin zonder punt
Slide 16 - Open question
1 Il y a deux _____________ garçons dans la classe. (dik) -->
2 Vous arrivez dans une zone _____. (gevaarlijk) -->
3 J'ai reçu un _____________ cadeau de ma copine. (klein) -->
4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes. (jong) -->
5 Tu préfères les robes _________? (zwart) -->
6 Fabienne est une _____________ fille. (Italiaans) -->
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord : Sleep het woord naar de juiste zin.
gros
dangereuse
italienne
noires
petit
jeunes
Slide 17 - Drag question
Le futur simple - heel ww + uitgang van avoir.
Let op uitzonderingen: avoir, être en aller! Deze hebben een eigen stam.
Slide 18 - Slide
Ik zal maken
Hij zal eten
On choisira
Wij zullen zijn
Zij zullen vinden
Je ferai
Il mangera
Men zal kiezen
Nous serons
Ils trouveront
Slide 19 - Drag question
Futur simple
Enseigner: nous
Noteer ook nous in je antwoord
Slide 20 - Open question
futur simple
faire: tu
Noteer ook tu in je antwoord
Slide 21 - Open question
Vous(avoir - futur simple)
Noteer ook vous in je antwoord
Slide 22 - Open question
Gebruik de futur simple
elle [contacter]
Noteer ook elle in je antwoord
Slide 23 - Open question
Gebruik de futur simple
elles [aimer]
Slide 24 - Open question
Bonjour!
We gaan nu kijken hoe goed je de voca kent van H3.
FN-NF.
Bon courage,
Engracia
Slide 25 - Slide
la journée
A
de dag
B
de middag
C
de nacht
D
de ochtend
Slide 26 - Quiz
in de derde
A
en sixième
B
en cinquième
C
au collège
D
en troisième
Slide 27 - Quiz
également
A
wat
B
ook
C
mogelijk
D
lachen
Slide 28 - Quiz
grappig
A
enthousiaste
B
motivé
C
marrant
D
énervé
Slide 29 - Quiz
la matière
A
de mentrix
B
het schoolvak
C
de les
D
de pauze
Slide 30 - Quiz
natuurkunde
A
l'histoire
B
la géographie
C
la physique
D
la chimie
Slide 31 - Quiz
het bijbaantje
A
l'argent de poche
B
le petit boulot
C
le salaire
D
le métier
Slide 32 - Quiz
Super, j'ai un billet d'entrée/une lettre au concert.
A
un billet d'entrée
B
une lettre
C
**
D
**
Slide 33 - Quiz
La formation/la destination du vol est l'aéroport Schiphol.
A
la formation
B
la destination
C
**
D
**
Slide 34 - Quiz
C'est ___ (moeilijk), le vocabulaire du chapitre 3!
Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans
Slide 35 - Open question
L'étudiant va choisir une bonne (formation), c'est sûr.
Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans.
Slide 36 - Open question
Ils préfèrent___ (reizen) aux pays chauds comme la Grèce et l'Espagne.
Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans
Slide 37 - Open question
Je vais envoyer (une lettre) à ma tante au Maroc.
Vertaal het woord tussen haakjes in het Nederlands.
Slide 38 - Open question
Mon copain et moi, on se voit (tout à l'heure) en ville.
Vertaal het woord tussen haakjes in het Nederlands.
Slide 39 - Open question
In de volgende dia zie je een sleepvraag.
Maak de juiste combinaties.
De woorden hebben een verband met elkaar. (kan een tegenstelling zijn, een voorbeeld of een synoniem)
Succes!
Slide 40 - Slide
Tekst
le petit boulot
car
voyager
L'hôpital
difficile
Exemple d'une langue
l'emploi
la destination
facile
l'anglais
le médecin
à cause de
Slide 41 - Drag question
In de volgende dia zie je een sleepvraag.
Maak de zinnen af.
Succes!
Slide 42 - Slide
Tekst
Tu est fort(e) ....
Quelle est..
Je choisirai..
Je suis en troisième..
Qu'est-ce que tu n'aime pas...
Tu es..
en quelle classe?
en quoi?
le français, l'économie et la musique.
au collège Huizermaat.
ta matière préférée?
au collège?
Slide 43 - Drag question
1. Welk(e) onderdeel/onderdelen ging/gingen goed?
2. En, wat ging minder goed?
3. Welk cijfer denk je te hebben gehaald?
Slide 44 - Open question
More lessons like this
Oefenen bijvoeglijk naamwoord H2
16 days ago
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Oefenen bijvoeglijk naamwoord H2
February 2024
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
b1 Frans bijvoeglijke naamwoorden
July 2024
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Poort 3 mavo Formatieve toets - bijvoeglijk naamwoord
August 2024
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 3
b1 Frans bijvoeglijke naamwoorden
October 2024
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
3H Bron D Grammaire et écrire
September 2022
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Trinitas G2 - Bijvoeglijk naamwoord
February 2023
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Formatieve toets Chapitre 5 Frans H1 1920
March 2021
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1