modale werkwoorden 27-1-2023

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Slide

der Unterrichtsplan


- Rückblick 

- Kapitel 2 Lektion 4 Aufg. 1 bis einschl. 4 und Aufg.  6 und 7  kontrollieren

- Erklärung "die Modalverben im Präsens (o.t.t.) + wissen en möchten

- Aufg. Lektion 4 Aufg. 9 bis einschl. 12 machen

- Evaluation. 
















Slide 2 - Slide

die Lernziele:


- Je kent de vormen van de belangrijkste modale hulpwerkwoorden en kunt ze toepassen

 







Slide 3 - Slide

Hausaufgaben: Lektion 4 Aufg. 1 bis einschl. 4 und Aufg. 6 und 7 kontrollieren

Slide 4 - Slide

Modale werkwoorden

Slide 5 - Slide

mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen

Slide 6 - Slide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Slide

(wissen)
weten
dürfen
mogen, toestemming hebben
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Het werkwoord "möchten" ( geen modaal ww.)
möchten= zou graag willen 

ich                möchte
du                 möchtest
er/sie/es       möchte
wir                möchten
ihr                 möchtet
sie/Sie          möchten

Bijv. Ich möchte eine Cola. 

Slide 12 - Slide

Het werkwoord "wissen" ( geen modaal ww.)
wissen= weten

ich                weiß
du                weißt
er/sie/es       weiß
wir                wissen
ihr                 wisst
sie/Sie          wissen

Bijv.  Weißt du, wo der Supermarkt ist?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hausaufgaben: Aufg. Lektion 4 Aufg. 9 bis einschl. 12 machen + leren Grammatica E Seite 79

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Am Ende des Unterrichts
  • Weet je wat Modalverben zijn
  • Ken je de betekenissen van de Modalverben
  • Heb je geoefend met het inzetten van de Modalverben
  • Ken je de "regels" van de Modalverben
  • Heb je geoefend met woordenschat 

Slide 18 - Slide

Die Bedeutung der Modalverben
Dürfen = mogen / toestemming hebben
Können = kunnen / in staat zijn tot
Mögen = houden van /  lusten / aardig vinden

Müssen = moeten (noodzaak vanuit jezelf)
Sollen = moeten (bevel van een ander)
Wollen = willen
(Wissen = weten)
                                    De klas moet maar snel wegwezen

Slide 19 - Slide

Im Vergleich mit dem schwachen Verb
   Wohnen:                                                       Können:
Ich wohne                                                     Ich kann
Du wohnst                                                    Du kannst
Er/sie/es wohn                                         Er/sie/es kann
Wir wohnen                                                  Wir können
Ihr wohn                                                      Ihr könnt
Sie/sie wohnen                                          Sie/sie können

Slide 20 - Slide

Was musst du dir merken?

Stam: de stam verandert bij ich, du en er/sie/es

Uitgang: ich  en er/sie/es  krijgen geen uitgang

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Ich .... kein Gemüse essen 

Slide 23 - Slide

Lina, du ...... nicht lügen!

Slide 24 - Slide

Sie ..... auf die Toilette gehen

Slide 25 - Slide

Karl ..... sehr gut sparen

Slide 26 - Slide