This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Burgerlijke cultuur 2024
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Burger cultuur van Nederland - quizzz
Slide 7 - Slide
Wat is geen waarde voor het calvinisme
A
Hard werken
B
rechtlijnigheid
C
Zelfverrijking
D
soberheid
Slide 8 - Quiz
Bouw de piramiden de verschillende soorten mensen in de samenleving van de 17e eeuw correct.
Bestuurlijke burgers
Grote Burgerij
Middenklasse
Volksklasse
Bedelaars
Slide 9 - Drag question
Artificialia
Naturalia
Zet de voorwerpen uit de zeventiende eeuw in de juiste categorie.
Slide 10 - Drag question
Zelfportret
Groepsportret
Tronie
Familieportret
Match het juiste schilderijen het juiste genre
Slide 11 - Drag question
Wat voor gevel zie je hier?
A
Trapgevel
B
Klokgevel
C
Hals gevel
D
Lijst gevel
Slide 12 - Quiz
Zet een A bij alle 'artificialia' en een N bij alle Naturalia in dit werk
Let op: ieder vakje moet een letter krijgen
A
A
A
N
N
Slide 13 - Drag question
Luit
Virginaal
Viola da gamba
Blokfluit
Match de juiste afbeeldingen en fragmenten bij de naam van het instrument
A
B
C
D
Slide 14 - Drag question
I in de calvinistische kerk werd veel gezongen II Het bespelen van een instrument werd als waardevol in de opvoeding beschouwd
Welke uitspraak is van toepassing
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist
Slide 15 - Quiz
Wat zie je op het plaatje
A
Homo Bulla
B
Artificialia
C
Cartograaf
D
Camera Obscura
Slide 16 - Quiz
Bouwelementen
Decoratie
Plaats de juiste sterren bij de juiste locatie
timpaan
timpaan
fries
Kapiteel
guillande
timpaan/fronton
timpaan
Slide 17 - Drag question
Welke stijl hoort bij welk gebouw?
De Olyfant
1606-1630, Haarlem
Paleis Noordeinde
verbouwing 1640 , Den Haag
Paleis van Versailles
1624-1680, Versailles (FR)
Hollands Classicisme
Hollands renaissance
Barok
Slide 18 - Drag question
TRIPPENHUIS
Het Trippenhuis werd van 1660 tot 1662 gebouwd in opdracht van de broers Louys (1605-1684) en Hendrick Trip (1607-1666), handelaren in wapens, geschut, kogels, munitie, ijzer en teer. De architect was Justus Vingboons (ca. 1620 – ca. 1698).
Slide 19 - Slide
Op de afbeelding zie je het Trippenhuis. In welke stijl is het Trippenhuis
A
Hollandse renaissance
B
Hollands classicisme
C
Barok
D
Golden style
Slide 20 - Quiz
Welk begrip hoort bij de definitie: Prenten die voorzien zijn van een korte verklarende tekst en de meestel een moraliserende functie hebben.
A
Caravagisme
B
Allegorie
C
Genrestuk
D
Emblemata
Slide 21 - Quiz
I. In de afbeelding is sprake van Clair obscure II. De afbeelding is een voorbeeld van grafiek kunst
The Hundred Guilder Print,
c.1647-1649
Rembrandt van Rijn
A
I is waar, II is onwaar
B
I is onwaar, II is waar
C
Beide zijn onwaar
D
Beide zijn waar
Slide 22 - Quiz
Examenvaardigheden
SE/CSE Kunst Algemeen, Kubv-Kumu
Cultuur van de Burgerij
Slide 23 - Slide
Tips voor het leren - Algemeen
Focus met leren niet op details, maar op de grote lijnen.
Geen jaartallen stampen, wel begrippen beheersen!
Het gaat om toepassen van kennis op bronnen (afbeeldingen, luister/videofragmenten, teksten)
Het gaat om verbanden leggen tussen kunstdisciplines onderling en tussen kunst en de tijdsgeest (geschiedenis).
Slide 24 - Slide
Tips & Tricks
Slide 25 - Slide
Verbanden leggen tussen kunstdisciplines
Voorbeeld:
Zowel bij beeldende kunst als in theater zien we het gegeven
“ter lering en ter vermaak”
Moraal en vermaak gaan samen
Slide 26 - Slide
Verbanden leggen tussen tijdsgeest & kunsten
Voorbeeld: Tijdens de 17e eeuw is Nederland erg welvarend, te danken aan de VOC. Er werden veel buitenlandse goederen geïmporteerd en dat werd ook verbeeld op de schilderijen.
Vanitas
Echter waren de Nederlanders altijd bewust dat succes een keerzijde heeft en het tijdelijk kan zijn. Deze boodschap zien we oa terug in de vanitas stillevens, die wijzen op de vergankelijkheid en tijdelijkheid van het leven en schoonheid.
Import
Slide 27 - Slide
Tip 1: LEZEN, LUISTEREN, KIJKEN
Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je vervolgens je kennis op moet toepassen
Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door.
Neem de tijd om ook de afbeeldingen/ fragmenten goed te bekijken/beluisteren!
Slide 28 - Slide
Tip 2. Toepassen!
Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen.
Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis!
Staat er een begrip in de vraag? Neem het begrip ALTIJD op in je antwoord.
Slide 29 - Slide
Tip 3: Kijk- en luistervragen
Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen.
GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk licht-donkercontrast te zien” .
FOUT: “beetje donkere kleuren”
Formuleer helder!
Slide 30 - Slide
Voorbeeld
Bekijk het schilderij van Willem Claesz Heda.
Duidelijk is dat Heda een realistische weergave wil nastreven in zijn werk. Beschrijf een aspect van de vormgeving dat aansluit op het realisme en geef een voorbeeld wat te zien is in het schilderij.(2 punten)
Slide 31 - Slide
Voorbeeld
Foute antwoorden
“de kleuren” (geen voorbeeld, geen beschrijving)
“Het is een stilleven” (dit is de voorstelling, geen vormgeving)
Gedetailleerde schilderstechniek met veel stofuitdrukking>dit is hanteringswijze en valt niet onder vormgeving
Goede antwoorden
Aspect van de vormgeving: KLEUR. De kleuren die hier gebruikt worden zijn de natuurlijke kleuren van de voorwerpen. VOORBEELD: Een voorbeeld hiervan is het de bokaal met wijn in rechts van het midden in het schilderij. OF de aangesneden appeltaart links van het midden (1 punt)
OF: Aspect van de vormgeving: LICHT. Er is een slagschaduw te zien aan de juiste kant van het voorwerp.
VOORBEELD: je ziet een slagschaduw rechtsonder het bord op het tafellaken, de lichtbron komt van linksboven
UITLEG: Dit kenmerk sluit aan op het realisme, omdat .........
Beschrijf een aspect van de vormgeving dat aansluit op het realisme en geef een voorbeeld wat te zien is in het schilderij.(2 punten)
Aspect v/d vormgeving
Vorm
Kleur
Licht
Ruimte
Compositie
Slide 32 - Slide
Let op:
LET OP;
Als je alleen het aspect noemt, maar vervolgens niet beschrijft HOE, en geen voorbeeld noemt> 0 punten
LET OP;
Als je alleen het aspect noemt, vervolgens ook beschrijft hoe, maar geen voorbeeld noemt> 1 punt
Pas als je het kenmerk noemt,
beschrijft en een voorbeeld geeft> 2 punten
Slide 33 - Slide
Tip 4. Werk netjes
Als om een opsomming gevraagd wordt bijv. “Noem 4 genres van schilderkunst”; nummer deze middelen dan ook!
1. landschap
2. stilleven
3. genrestuk
4. historiestuk
Slide 34 - Slide
Tip 5. Wees duidelijk
Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft.
Veel vragen beginnen met “ omschrijf” of “bespreek” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat. Bijvoorbeeld een vraag met “ beschrijf” en “ verklaar” . Je moet dan iets beschrijven en verklaren, dus twee dingen doen.
Slide 35 - Slide
Bijvoorbeeld
Vraag: ”Welke maatschappelijke factor kun je noemen voor het ontstaan van de marktwerking binnen de beeldende kunsten inde 17e eeuw? Verklaar je antwoord” (1 punt)
Onvoldoende antwoord:” de welvaart van de heersende burgerij (in principe is dit wel een factor maar er wordt niets uitgelegd van hoe het dan kwam dat daardoor er een marktwerking ontstond binnen de beeldende kunsten in de 17e eeuw)
Slide 36 - Slide
Bijvoorbeeld
Goed antwoord: FACTOR voor het ontstaan van de marktwerking binnen de beeldende kunsten in de 17e eeuw was ,de groeiende welvaart van de burgerij:
OF: Door de welvarende positie van Nederland in de wereldhandel, oa door de WOC, waren de burgers rijk.
OF: Nederland een republiek en was er geen staatshoofd of kerk die aan de macht stond en de belangrijkste opdrachtgever was voor de kunsten, de burgers waren de opdrachtgevers.
Verklaring:
De burgers wilden hun status laten zien door de aanschaf van schilderijen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de burgers, specialiseerden schilders zich in een genre (bijv portretkunst) om zo sterk in de markt te staan. Ook waren er schilders met zowel hoge als lage prijsklassen, zodat er voor iedere burger wel iets te koop was.
LET OP: Je krijgt pas een punt als je ook je verklaring geeft!
Slide 37 - Slide
Tip 6: Taal is bonus #1
Beantwoord de vraag in goede Nederlandse zinnen.
Doe dat door DE KERN de vraag in het antwoord te herhalen.
Zo kan je zelf ook controleren of je de vraag compleet hebt beantwoord. Staat er een begrip in de vraag?
(Bijv vormgeving, voorstelling, emblemata, klucht etc?)>>herhaal altijd het begrip in je antwoord
Slide 38 - Slide
Tip 7: Taal is bonus #2
Gebruik niet te veel algemene termen, zoals : “men, het, hij, de mensen”
Zeg duidelijk om wie het gaat en waarover het gaat. ”De burgers”, “het publiek” , “de opdrachtgever”, “de kunstenaar Heda” etc