Rekenen zonder rekenmachine

Handig leren rekenen zonder rekenmachine
Je mag kladpapier gebruiken.

Maak tweetallen en spreek een werktijd af.
Elk tweetal schrijft zes getallen op:
• twee getallen tussen vijf en tien (bijvoorbeeld 5 en 6),
• twee getallen tussen 50 en 100 (bijvoorbeeld 72 en 75)
• twee getallen tussen 100 en 200 (bijvoorbeeld 127 en 136).
Maak met deze getallen sommen, het eindantwoord moet zo dicht mogelijk bij 100 uitkomen. Probeer alle getallen te gebruiken.
Doe de opgave met bovengenoemde getallen als voorbeeld een keer op het bord voor.
Spreek kort na welk tweetal 100 heeft gehaald. Hebben ze een bepaalde strategie gebruikt? Laat hen op het bord de
opgave hardop uitleggen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Handig leren rekenen zonder rekenmachine
Je mag kladpapier gebruiken.

Maak tweetallen en spreek een werktijd af.
Elk tweetal schrijft zes getallen op:
• twee getallen tussen vijf en tien (bijvoorbeeld 5 en 6),
• twee getallen tussen 50 en 100 (bijvoorbeeld 72 en 75)
• twee getallen tussen 100 en 200 (bijvoorbeeld 127 en 136).
Maak met deze getallen sommen, het eindantwoord moet zo dicht mogelijk bij 100 uitkomen. Probeer alle getallen te gebruiken.
Doe de opgave met bovengenoemde getallen als voorbeeld een keer op het bord voor.
Spreek kort na welk tweetal 100 heeft gehaald. Hebben ze een bepaalde strategie gebruikt? Laat hen op het bord de
opgave hardop uitleggen.

Slide 1 - Slide

Voorbeeld
We hebben gekozen 5 , 6, 72, 75, 127, 136

Oplossing
5 × 75 = 375, 72 : 6 = 12, 127+136 = 263, 263 + 12 = 275 en 375 – 275 = 100

Slide 2 - Slide

Vaardigheden
De volgende vaardigheden komen aan bod:
rekenen met mooie getallen

keertafels
deeltafels
 optellen en aftrekken t/m 100 

Slide 3 - Slide

Noteer in je schrift
• optellen met mooie getallen
• aftrekken met mooie getallen
• vermenigvuldigtafels
• deeltafels
• combi tafels (verdubbelen en halveren)

Slide 4 - Slide

Bij welke categorie hoort deze som


49 + 28 =
47 – 29 = 
1002 – 975 = 
129 + 299 = 
20 × 400 = 
2,5 × 8 =
12 × 6 =
2.400 : 600 =
525 : 5 =


Slide 5 - Slide

som 
49 + 28 =
47 – 29 =
1002 – 975 =
129 + 299 =
20 × 400 =
2,5 × 8 =
12 × 6 =
2.400 : 600 =
525 : 5 =
handige som
→ 50 + 27
→ 48 – 30
→ 1000 – 975 + 2
→ 129 + 300 – 1
→ 2 × 4 × 1.000
→ 5 × 4
→ 10 × 6 + 2 × 6
→ 24 : 6
→ 500 : 5 + 25 : 5

Slide 6 - Slide

Tel op of trek af. Doe het handig.
‘Iets erbij of eraf of andersom. Zo maak ik een mooie som’.

39 + 14 =               → 40 + 14 – 1 =                  
248 + 198 =              → 248 + 200 – 2 =               
83 – 59 =             → 84 – 60 =                      
1025 – 826 =      → 1025 – 825 – 1 =       

Slide 7 - Slide

Nu zelf
49 + 16 = →
415 – 297 = →
98 – 19 = →
915 – 216 = →

 

Slide 8 - Slide

Vermenigvuldig of deel. Doe het handig.
12 × 7 = → 10 × 7 + 2 × 7 = 70 + 14

84 : 7 = → 70 : 7 + 14 : 7 = 10 + 2

30 × 400 = → 3 × 4 × 1.000 = 12 × 1.000

3,5 × 6 = → 7 × 3 = (verdubbel en halveer) 0,5 × 6 = →

Slide 9 - Slide

Nu zelf
12 × 7 = 

48 : 3 = → 

30 × 500 = → 

0,5 × 6 = → 

Slide 10 - Slide

Meerdere bewerkingen in één som? Let op de voorrangsregels!
36 : 4 – 2 × 3 + 4 = → 9 – 6 + 4 =

4 × 3 + 12 : 3 – 2 = → ......+ ...... – 2 =

Slide 11 - Slide

Nu zelf
25 : 5 + 4 × 5 – 10 =

10 + 5 × 2 – 4 : 2 =

Slide 12 - Slide

Rekenen met haakjes? Sommen tussen haakjes doe je eerst.
36 : (4 – 2 ) × 3 + 4 =
36 : 2 × 3 + 4 =
18 × 3 + 4 =
54 + 4 =

4 × (4 + 2 ) : 3 + 5 =
4 ×....... : 3 + 5 =

Slide 13 - Slide

Nu zelf
35 : (5 + 2 ) × 10 : 2 =

Slide 14 - Slide

Som
59 + 17 =
199 + 217 =
30 × 200 =
400 × 110 =
87 – 19 =
1.003 – 850 =
3,5 × 12 =
612 : 3 =
Handige som

Slide 15 - Slide