H1.1/1.2 Elektriciteit

H1.2 Elektriciteit
VWO 1.1 Elektrische energie opwekken
Havo 1.2 Vermogen en energie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1.2 Elektriciteit
VWO 1.1 Elektrische energie opwekken
Havo 1.2 Vermogen en energie

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Herhalingsopdracht transformator
  • Uitleg en aantekeningen
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Herhalingsopdracht
Er zit een transformator in je telefoonoplader. 

Jou telefoon werkt op 12V.  De primaire spoel heeft 250 windingen. 
Bereken de aantal windingen op de secondaire spoel
timer
3:00

Slide 3 - Slide

1.2 Vermogen en energie (herhaling VWO)
Elektrisch vermogen
  • vermogen = hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.
  • Een wasmachine verbruikt tussen de 2500 en de 3000 W

Slide 4 - Slide

1.2 Vermogen en energie (herhaling VWO)
Elektrisch vermogen
  • Het vermogen (P) is afhankelijk van twee factoren.
    1 = spanning (U) (in Volt)
    2 = stroomsterkte (I) (in Ampere)
  • Berekenen vermogen: P = U x I
  • Het vermogen wordt gemeten in W (watt) of in kW (kiloWatt)

Slide 5 - Slide

Vermogen
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I
        

P
U
I
Watt of kiloWatt
Volt
Ampère
W of kW
V
A
Vermogen
Spanning
Stroomsterkte 

Slide 6 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Tijdens het starten van een auto levert de accu van 12 V een stroom van 50 A.
Bereken het vermogen.
  • P = U x I = 12 x 50 = 600 W

Slide 7 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Energieverbruik
  • Het energieverbruik (E) is afhankelijk van twee factoren:
     1 = vermogen (P) (in watt of Joule per seconde)
     2 = tijd (t) (in seconde)
  • Berekenen energieverbruik:
      E = P x t
  • Het energieverbruik wordt gemeten in J (Joule)

Slide 8 - Slide

Energie
Energie = Vermogen x Tijd
E = P x t
        

E
P
t


Joule of kiloWattuur
Watt of kiloWatt
Seconde of uur


J of kWh
W of kW
s of h


Energie
Vermogen
Tijd
 


Slide 9 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een automobilist heeft zijn lampen aangelaten. Hun gezamenlijk vermogen is 50 W.
Het blijkt dat na 3 uur de lampen duidelijk zwakker gaan branden.
Bereken het energieverbruik.
  • t = 3 h = 10.800 s
  • E = P x t = 50 x 10.800 
  •     = 540.000 J

Slide 10 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een automobilist heeft zijn lampen aangelaten. Hun gezamenlijk vermogen is 50 W.
Het blijkt dat na 3 uur de lampen duidelijk zwakker gaan branden.
Bereken het energieverbruik.
  • P = 50 W = 0,050 kW
  • E = P x t = 0,050 x 3 = 0,15 kWh

Slide 11 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Energieverbruik
  • De Joule is de officiele eenheid voor energie, maar op de energienota en op de energiemeter staat wat anders, namelijk kWh (kilowattuur)
  • Berekenen energieverbruik in kWh:
      E = P x t
      P = kW (kilowatt) en t = h (uren)
  • 1 kWh = 3.600.000 J (= 3,6 MJ)

Slide 12 - Slide

eenheden voor energie 
Er zijn twee eenheden voor energie: 
  • Joule (J)
  • Kilowattuur (kWh) <-  voor elektrische energie


Slide 13 - Slide

Energie
E = P x t
        

Energie in Joule? Dan:
-vermogen in Watt
-tijd in seconde

Energie in kiloWattuur? Dan:
-vermogen in kiloWatt
-tijd in uur

Slide 14 - Slide

VWO aan de slag
Lees zelf de paragraaf goed door: 


Maak H1.1 Opgave: 
5 en 8
H1.2 opgave:
8, 9


Slide 15 - Slide

1.2 Vermogen en energie (alleen HAVO)
Een stofzuiger heeft een vermogen van 1500 watt en wordt gemiddeld 2 uur per week gebruikt. 1 kWh kost 13 eurocent.
Bereken de kosten (in euro) voor het verbruik van de stofzuiger.
  • E = P x t = 1,5 x 2 = 3 kWh
  • kosten = 3 x €0,13 = €0,39

Slide 16 - Slide

1.2 Vermogen en energie oefening!
Een snelle waterkoker doet 2,5 min over het koken van 1 L water. Een snelle waterkoker heeft een vermogen van 3000 W.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

Slide 17 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een snelle waterkoker doet 2,5 min over het koken van 1 L water. Een snelle waterkoker heeft een vermogen van 3000 W.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

  • Joule: E = P x t = 3000 x 2,5 x 60 = 450.000 J
  • kWh: E = P x t = 3 x 2,5 : 60 = 0,125 kWh

Slide 18 - Slide

Even op een rijtje
Spanning                    U         Volt              V
Stroom(-sterkte)      I          Ampère     A
Energie                         E         Joule          J     of    kiloWattuur     kWh
Vermogen                   P         Watt            W   of    kiloWatt

1 Watt                      =      1 Joule per seconde                     P = U x I
1 kiloWattuur       =       3.600.000 Joule                             E = P x t

Slide 19 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 1.2

De plusopdrachten mag je overslaan

Slide 20 - Slide