Les 2 Vermogen en energie

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welk onderdeel in een energiecentrale zet beweging om in elektrische energie?

Slide 2 - Open question

Welk onderdeel in een energiecentrale zet laat de stoom weer afkoelen tot water?

Slide 3 - Open question

Hoeveel Volt staat er op hoogspanningsleidingen?

Slide 4 - Open question

Wat is de effectieve spanning van het stopcontact?

Slide 5 - Open question

1.2 Vermogen en energie
Elektrisch vermogen
  • vermogen = hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.
  • Een wasmachine verbruikt tussen de 2500 en de 3000 W

Slide 6 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Elektrisch vermogen
  • Het vermogen (P) is afhankelijk van twee factoren.
    1 = spanning (U) (in Volt)
    2 = stroomsterkte (I) (in Ampere)
  • Berekenen vermogen: P = U x I
  • Het vermogen wordt gemeten in W (watt) of in J/s (joule per seconde)

Slide 7 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Tijdens het starten van een auto levert de accu van 12 V een stroom van 50 A.
Bereken het vermogen.
  • P = U x I = 12 x 50 = 600 W

Slide 8 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Energieverbruik
  • Het energieverbruik (E) is afhankelijk van twee factoren:
     1 = vermogen (P) (in watt of Joule per seconde)
     2 = tijd (t) (in seconde)
  • Berekenen energieverbruik:
      E = P x t
  • Het energieverbruik wordt gemeten in J (Joule)

Slide 9 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een automobilist heeft zijn lampen aangelaten. Hun gezamenlijk vermogen is 50 W.
Ze staan 3 uur aan
Bereken het energieverbruik in kWh.
  • P = 50 W = 0,050 kW
  • E = P x t = 0,050 x 3 = 0,15 kWh

Slide 10 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Energieverbruik
  • De Joule is de officiele eenheid voor energie, maar op de energienota en op de energiemeter staat wat anders, namelijk kWh (kilowattuur)
  • Berekenen energieverbruik in kWh:
      E = P x t
      P = kW (kilowatt) en t = h (uren)
  • 1 kWh = 3.600.000 J (= 3,6 MJ)

Slide 11 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een stofzuiger heeft een vermogen van 1500 watt en wordt gemiddeld 2 uur per week gebruikt. 1 kWh kost 13 eurocent.
Bereken de kosten (in euro) voor het verbruik van de stofzuiger.
  • E = P x t = 1,5 x 2 = 3 kWh
  • kosten = 3 x €0,13 = €0,39

Slide 12 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een snelle waterkoker doet 2,5 min over het koken van 1 L water. Een snelle waterkoker heeft een vermogen van 3000 W.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

  • Joule: E = P x t = 3000 x 2,5 x 60 = 450.000 J
  • kWh: E = P x t = 3 x 2,5 : 60 = 0,125 kWh

Slide 13 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Maken 1.2 Vermogen en energie

Slide 14 - Slide

1.2 Vermogen en energie
EXTRA VOORBEELDEN

Slide 15 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een elektromotor in een elektrische fiets heeft een vermogen van 250 watt. Patrick fietst iedere dag 50 min om op school te komen.1 kWh kost 50 eurocent.
Bereken de kosten (in euro) voor het verbruik van de elektrische fiets.
  • E = P x t = 0,25  x0,833 (50/60) = 0,21 kWh
  • kosten = 0,21 x €0,50 = €0,1

Slide 16 - Slide

1.2 Vermogen en energie
Een kruimeldief heeft een vermogen van 100 watt en kan maximaal 9 minuten gebruikt worden.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

  • Joule: E = P x t = 100 x 9 x 60 = 54.000 J
  • kWh: E = P x t = 0,1 x 9 : 60 = 0,015 kWh
  • Of 54.000 : 3.600.000 = 0,015 kWh
  • Of 0,015 x 3.600.000 = 54.000 J

Slide 17 - Slide