Maken opdracht 31, 32, 33, 35 t/m 39
Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.
opdracht 31
Je kunt de functies van geld noemen.
Opdracht 32,33Je kunt het ontstaan van geld beschrijven.
Je kunt de randvoorwaarden van het geldsysteem beschrijven.
Opdracht 35,36
De waarde van geld kennen
Opdracht 37,38,39