G6 Ec - 31

Economie G6
Les 31
Verder met Economische Crisis


1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Economie G6
Les 31
Verder met Economische Crisis


Slide 1 - Slide

Voorspelbaar gedrag?
Hoe gaan we dat doen, ik hier, jullie daar?! 

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Ik verwacht dat je camera werkt en dat je ook oordopes/headsetje hebt. 

Ik zal veelal LessonUp gebruiken, in combinatie met ZOOM. Standaard regel bij deelname: camera aan, geluid aan (oordopjes/headset), microfoon uit. 

Maak van je hart geen moordkuil, niet blij? Voel je vrij dit met me te bespreken: w.vanderkamp@cgu.nl 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
 


Spoorboekje

  • Leerdoelen H6
  • GV (geaggregeerde vraag)
  • GA (geaggregeerde aanbod)
  • Korte termijn, rigiditeit/starheid

  • Opgaven maken (deze week 1.6 Het geaggregeerde vraag-aanbodmodel: A t/m C)
  • (H7 van EC schrappen we uit SE stof)
  • Week 48 (nu): H6 | daarna herhaling (week 49) SE in week 50/51 (maandag 14 december)



Slide 3 - Slide

Voorspelbaar gedrag?
Je blijft in de ZOOM tijdens de les

Slide 4 - Slide

Wie is er? 
Je blijft in de ZOOM tijdens de les.
Standaard afspraak, je neemt deel met camera aan, geluid aan (via oordopjes/headset) en microfoon gedempt.

Als je tijdens de les apart wil overleggen/uitleg wil met mij, stuur apart een chat bericht naar mij.

Slide 5 - Slide

Opgaven maken
(ruimte voor vragen)
1.6  Het geaggregeerde vraag-aanbodmodel: A t/m C
Vragen geef het apart aan in de chat van ZOOM, kunnen dan in een 'breakout room' even overleggen.

1.6 B 2A. De verschuiving van GA-KT  (waar komt dat door?)
Natuurlijke werkloosheid, waar te zien in grafiek?

/opmerking:

Heb je voor de les van vandaag een artikel gemist?
Hier zijn een paar relevantie m.b.t. dit onderwerp:



timer
20:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Is de vraag naar tomaten een voorbeeld van een collectieve of een geaggregeerde vraag?
A
Collectieve vraag
B
Geaggregeerde vraag

Slide 8 - Quiz

Twee beweringen.
I. Op lange termijn heeft het algemeen prijsniveau geen invloed op het geaggregeerde aanbod.
II. Op lange termijn is er sprake van loon- en prijsrigiditeit.


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 9 - Quiz

Geldillusie wordt veroorzaakt doordat mensen alleen maar kijken naar de ...I... van geld en geen rekening houden met ...II..., waardoor de ...III... van het geld verandert.


A
I = nominale waarde; II = inkomensveranderingen; III = reële waarde
B
I = nominale waarde; II = prijsveranderingen; III = reële waarde
C
I = reële waarde; II = inkomensveranderingen; III = nominale waarde
D
I = reële waarde; II = prijsveranderingen; III = nominale waarde

Slide 10 - Quiz

Geldillusie wordt veroorzaakt doordat mensen alleen maar kijken naar de ...I... van geld en geen rekening houden met ...II..., waardoor de ...III... van het geld verandert.


A
I = nominale waarde; II = inkomensveranderingen; III = reële waarde
B
I = nominale waarde; II = prijsveranderingen; III = reële waarde
C
I = reële waarde; II = inkomensveranderingen; III = nominale waarde
D
I = reële waarde; II = prijsveranderingen; III = nominale waarde

Slide 11 - Quiz

Frans en Ine hebben 20 jaar geleden een huis gekocht voor omgerekend € 104.000. Op dit moment heeft het huis een waarde van € 225.000; de afgelopen 20 jaar is het gemiddelde prijsniveau met 55% gestegen.
Als Ine concludeert dat het rendement bijna 40% bedraagt bedoelt ze het ...I... rendement. Als Frans concludeert dat zijn rendement meer dan 100% bedraagt is dat het ...II... rendement.
De conclusie is dat ...III... aan geldillusie lijdt.

A
I = nominaal; II = reëel; III = Ine
B
I = reëel; II nominale; III = Ine
C
I = reëel; II nominale; III = Frans
D
I = nominaal; II = reëel; III = Frans

Slide 12 - Quiz

In de figuur (zie bron) zijn de geaggregeerde vraag (GV) en het geaggregeerde aanbod op korte termijn (GA-KT) en op lange termijn (GA-LT) weergegeven.
Twee beweringen.
I. Door extra overheidsbestedingen kan de werkloosheid teruggedrongen worden tot het natuurlijke niveau, terwijl het prijspeil stijgt.
II. Als het werknemersdeel van de sociale premie dat wordt ingehouden op het brutoloon wordt verlaagd, verschuift de GA-KT naar rechts.




A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 13 - Quiz

In de figuur (zie bron) zijn de geaggregeerde vraag (GV) en het geaggregeerde aanbod op korte termijn (GA-KT) en op lange termijn (GA-LT) weergegeven.
Twee beweringen.
I. Door extra overheidsbestedingen kan de werkloosheid teruggedrongen worden tot het natuurlijke niveau, terwijl het prijspeil stijgt.
II. Als het werknemersdeel van de sociale premie dat wordt ingehouden op het brutoloon wordt verlaagd, verschuift de GA-KT naar rechts.




A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 14 - Quiz

Twee beweringen.
I. Het evenwicht van het geaggregeerde aanbod en de geaggregeerde vraag op lange termijn wordt gekenmerkt door arbeidsmarktevenwicht.
II. De productiecapaciteit bepaalt op lange termijn het geaggregeerde aanbod.
Welke bewering(en) is/zijn goed?



A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 15 - Quiz

Twee beweringen.
I. Een evenwicht van het geaggregeerde aanbod en de geaggregeerde vraag op korte termijn kan niet tot een productieomvang leiden boven de productiecapaciteit.
II. Een evenwicht van het geaggregeerde aanbod en de geaggregeerde vraag op korte termijn zal op langere termijn verschuiven naar de productiecapaciteit.


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 16 - Quiz

In de figuur is de geaggregeerde aanbodcurve en vraagcurve (V1) van een land gegeven (zie bron).
Twee beweringen hierover.
I. Als de geaggregeerde vraag zal dalen van V1 naar V2, zullen productie en werkgelegenheid dalen en de prijzen gelijk blijven.
II. De geaggregeerde aanbodcurve geldt voor de korte termijn.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 17 - Quiz

In de figuur is de geaggregeerde aanbodcurve en vraagcurve (V1) van een land gegeven (zie bron).
Twee beweringen hierover.
I. De aanbodcurve (A) geldt bij een volledig bezette productiecapaciteit.
II. Als de geaggregeerde vraag zal dalen van V1 naar V2, zal het marktmechanisme zorgen voor een even grote productie.


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 18 - Quiz

Twee beweringen.
I. Een toename van het consumenten- en producentenvertrouwen leidt tot een toename van de geaggregeerde vraag.
II. Het slechte weer in een jaar leidt er toe dat het geaggregeerde aanbod op korte en lange termijn daalt.


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 19 - Quiz

Twee beweringen.
I. Volgens Keynes zijn gedurende een laagconjunctuur door marktwerking de lonen en prijzen niet star.
II. Volgens de Klassieken zal tijdens een laagconjunctuur stimulering van de vraag de productie op lange termijn verhogen.



A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 20 - Quiz

Twee beweringen.
I. Een daling van de geaggregeerde vraag zal op korte termijn leiden tot lagere productie en onvrijwillige werkloosheid en op lange termijn tot lagere productie en deflatie.
II. Stijgende grondstofprijzen kunnen op korte termijn leiden tot lagere productie, hogere werkloosheid en hoger prijsniveau (stagflatie).




A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 21 - Quiz

Geaggregeerde vraag 
 
De geaggregeerde vraag of macro-economische vraag is de totale hoeveelheid goederen en diensten die consumenten producten, overheid en buitenland in een jaar willen kopen. 

Er bestaat een negatief verband tussen het algemeen prijspeil (CPI) en de omvang van de geaggregeerde vraag. 

Slide 22 - Slide

Geaggregeerde vraag 
De geaggregeerde vraag heeft een(dalend verloop. Er zijn hiervoor 3 verklaringen:

1. Een stijging van het algemeen prijspeil leidt tot een aantasting van de reële financiële vermogens. De koopkracht daalt hierdoor.
2. Als het algemeen prijspeil stijgt, stijgt de behoefte aan het aanhouden van geld om transacties te doen. Dit leidt tot meer vraag naar geld, waardoor de rente stijgt. Als gevolg van een rentestijging zullen gezinnen meer gaan sparen en minder consumeren. Ook bedrijven zullen minder geld lenen omdat lenen duurder wordt. Daardoor dalen de investeringen.
3. Als de prijzen in een land sterker stijgen dan in het concurrerende buitenland, heeft dat invloed op de bestedingen en dus de macrovraag.

Slide 23 - Slide

Is de vraag naar tomaten een voorbeeld van een collectieve of een geaggregeerde vraag?
A
Collectieve vraag
B
Geaggregeerde vraag

Slide 24 - Quiz

Geaggregeerd Aanbod
Totale hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven in een jaar aanbieden. 

Onderscheid maken tussen korte en lange termijn, reden? 
Korte termijn zijn kosten minder goed aan te passen, dit kan op lange termijn wel! 

Slide 25 - Slide

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn

Prijsrigiditeit/Prijsstarheid doordat:

- Aanbieders durven niet snel aan te passen

- Productiekosten kunnen niet snel aangepast worden (loonstarheid)

- Moeilijk te bepalen welke prijs bij maximale winst

- Geldillusie (denken in nominalen)



Kan ook een stijgend verloop hebben! 


Slide 26 - Slide

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn
Productie die tot stand komt is het reëel BBP. 

Stel vraag neemt toe, dan op korte termijn een hogere productie, qua prijs verandert er nog niet veel! 

Slide 27 - Slide

Geaggregeerd aanbod lange termijn

Aanbod wordt bepaald door stand techniek, alle productiefactoren worden ingezet. 

- Door technologische vooruitgang neemt LTGA toe

Slide 28 - Slide

Verschuivingen in geaggregeerde vraaglijn:
- Schommelingen door verandering beleid overheid (belastingen of overheidsbestedingen) 
- Conjunctuurschommelingen (meer vraag naar goederen en diensten of juist minder) 

Slide 29 - Slide

GV

Slide 30 - Slide

Opgaven maken/
checken hoever ?
6.1 t/m 6.12 
timer
20:00

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Leerdoelen: check?
Leerdoelen

Slide 33 - Slide

Fisher

Slide 34 - Slide

Geld neutraal?
Linkje FD
(opinie stukje 2016)

Op lange termijn is geld neutraal; uiteindelijk zal alle geldgroei leiden tot hogere prijzen. Alle nominale inkomens en prijzen passen zich aan, waardoor alleen reële grootheden het aanbod op lange termijn bepalen

Verschillende meningen 1

Slide 35 - Slide

Fisher?
Linkje FD
(opinie stukje 2016)

Slide 36 - Slide

Leerdoelen: check?
Leerdoelen

Slide 37 - Slide