Vandaag heb je drie opties over wat je gaat doen :
Je maakt een tijdbalk van het Romeinse rijk.
Dit doe je aan de hand van het boek + presentaties
Je maakt een Mindmap van het Romeinse rijk.
Je werkt verder aan je presentatie + tekst.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1
This lesson contains 14 slides, with text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Vandaag heb je drie opties over wat je gaat doen :
Je maakt een tijdbalk van het Romeinse rijk.
Dit doe je aan de hand van het boek + presentaties
Je maakt een Mindmap van het Romeinse rijk.
Je werkt verder aan je presentatie + tekst.
Slide 1 - Slide
Eerst de naam:
De Middeleeuwen
De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.
Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode
Ongeveer tussen 500 en 1500
Vroege Middeleeuwen: 500-1000
Late Middeleeuwen: 1000-1500
Slide 2 - Slide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.
Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)
Slide 3 - Slide
Het Frankische Rijk
751-870
Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Het leenstelsel
Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen.
Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
Slide 6 - Slide
Binnen de kerk was er een bepaalde rangschikking over wie er meer macht had.
De baas van de kerk is de paus.
De paus kon niet alles alleen doen en had mensen die hem per gebied hielpen.
Deze mensen zijn bischoppen.
Slide 7 - Slide
Klooster
In een klooster woonden mensen die hun leven aan god wilden geven.
Mannen waren monniken.
Vrouwen waren nonnen.
Zij leefden in een klooster volledig celibaat.
Celibaat houdt in dat zij niet mochten trouwen of seks hebben.
Het enige waar zij zich mee bezig moesten houden was god.
Slide 8 - Slide
Hofstelsel (1)
Een dorp met landbouwgrond heette een domein
De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.
Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp
Slide 9 - Slide
Hofstelsel (2)
In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)
De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.
Slide 10 - Slide
Het drieslagstelsel
Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder werd.
Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken,
waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).
Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger.
Slide 11 - Slide
Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Slide 12 - Slide
Veel plichten,
weinig rechten
Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen.
Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.
Slide 13 - Slide
Ridders en kastelen
Ridders waren strijders te paard die vochten voor een heer
In ruil daarvoor kreeg hij een paard, de wapenuitrusting en een kasteel
In naam van de heer sprak hij soms ook recht in zijn gebied.
Ridders woonden in kastelen, maar dat waren in het begin vaak houten boerderijen, die pas later van steen werden.
De meeste kastelen die er nu nog staan zijn van na het jaar 1000