oefenen thema 1

wat is de brandstof voor de verbranding in je lichaam
A
glucose
B
water
C
koolstofdioxide
D
zuurstof
1 / 41
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

wat is de brandstof voor de verbranding in je lichaam
A
glucose
B
water
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Veel of weinig verbranding in het lichaam?
A
Veel
B
Weinig

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Bij verbranding in je lichaam ontstaat?
A
Zuurstof
B
Glucose
C
Koolstofdioxide

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

De vergelijking voor verbranding is?
A
zuurstof+water--> brandstof+koolstofdioxide+energie
B
brandstof+energie--> koolstofdioxide+ water+ zuurstof
C
brandstof+zuurstof+water--> koolstofdioxide+energie
D
brandstof+zuurstof--> koolstofdioxide+water+energie

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurd er met stikstof in de ingeademde lucht?
A
Dat nemen we op
B
Niks
C
Daar ademen we weer meer van uit

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Een koudbloedig dier moet veel eten om warm te blijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Grote stofdeeltjes in de ingeademde lucht worden tegengehouden door
A
De neusharen
B
De trilharen
C
Het neusslijmvlies
D
De huig

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De brandstof voor de verbranding in je lichaam is zuurstof
A
Juist
B
Niet juist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er meer in uitgeademde dan in ingeademde lucht?
A
stikstof
B
zuurstof
C
koolstofdioxide
D
edelgassen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Klopt de volgende bewering?

Een koudbloedig dier heeft een constante lichaamstemperatuur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Warmbloedige dieren hebben in de winter meer verbranding in hun cellen
A
Juist
B
Niet juist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Koudbloedige dieren zijn heel actief in koude gebieden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn afvalstoffen van verbranding in het lichaam?
A
Zuurstof en water
B
Koolstofdioxide en glucose
C
Glucose en water
D
Koolstofdioxide en water

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de afvalproducten van verbranding in je lichaam?
A
Koolstofdioxide en waterdamp
B
Koolstofmonoxide en waterdamp

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Kost het voor een warmbloedig dier veel of weinig energie om in de winter warm te blijven?
A
weinig
B
veel

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Warmbloedige dieren houden hun lichaam zelf op een constante temperatuur
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Vindt er veel verbranding plaats in een koudbloedig dier, wanneer het buiten koud is?
A
nee
B
ja

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

ingeademde lucht bestaat voor 50% uit stikstof
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat neemt je lichaam op uit ingeademde lucht?
A
Koolstofdioxide
B
Virussen
C
Zuurstof
D
Niets van wat hier staat

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij dieren in winterslaap?
A
het hart stopt
B
de ademhaling is sneller om warmt te blijven.
C
de temperatuur van het dier daalt tot bijna 0 graden
D
de temperatuur van het dier stijgt door een extra dikke vacht

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zorgen koudbloedige dieren voor verwarming?
A
Niet, ze kunnen zelf lichaamswarmte produceren
B
Ze gaan meer bewegen om het warmer te krijgen.
C
Ze gaan onder andere in de zon liggen om op te warmen.
D
Ze gaan meer eten waardoor ze energie krijgen.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

18. De ingeademde lucht bestaat uit:
A
16% zuurstof
B
20% zuurstof
C
24% zuurstof

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er in de neusholte met de ingeademde lucht?
A
wordt bevochtigd ,verwarmd, gekeurd en gezuiverd
B
wordt verwarmd en gezuiverd
C
wordt bevochtigd en verwarmd
D
wordt verwarmd, gekeurd en gezuiverd

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Zijn vleermuizen koudbloedige of warmbloedige dieren?
A
koudbloedige dieren
B
dmv eieren

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Warmbloedige dieren verbruiken meer energie bij:
A
5 graden
B
20 graden

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

1. Warmbloedige dieren hebben altijd ongeveer dezelfde
lichaamstemperatuur.

2. Warmbloedige dieren hebben altijd een hogere
lichaamstemperatuur dan koudbloedige dieren.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er niet bij je ademhalingsstelsel?
A
neusholte
B
slokdarm
C
longblaasjes
D
bronchiën

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er niet bij je ademhalingsstelsel?
A
neusholte
B
slokdarm
C
longblaasjes
D
bronchiën

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Longemfyseem is een longziekte die valt onder COPD
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Longemfyseem is een longziekte die valt onder COPD, samen met chronische bronchitis. De afkorting COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease (Chronische Obstructieve Longziekte).
Longemfyseem wordt ook wel emfyseem genoemd. Het is een chronische ziekte. Dat betekent dat het niet over gaat. Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes stuk. De wanden van de longblaasjes raken zo beschadigd dat ze niet meer goed werken. De longblaasjes zorgen voor de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide, ons ‘uitlaatgas’. Bij ernstig longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid. Longblaasjes die zijn beschadigd, kunnen niet meer herstellen. Zonder longblaasjes is het moeilijker om zuurstof op te nemen.
Wat is COPD?
A
Een verzamelnaam voor de ziektes: longemfyseem en bronchitis
B
Een soort astma
C
Een chronische aandoening van de luchtpijp
D
Een bloedprop in de longen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is astma?
A
Een ziekte waarbij de bronchiën ontstoken zijn.
B
Een ziekte waarbij de longblaasjes kapot gaan.
C
Een ziekte waarbij de bronchiën altijd ontstoken zijn.
D
Een ziekte aan de luchtwegen die binnen een aantal maanden weer weg is.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

in de afbeelding hiernaast is het longvolume op verschillende momenten weergegeven;
-met welke letters wordt de vitale capaciteit aangegeven?
A
A+ B
B
A + B + C
C
B + C
D
A + B + C + D

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee meet je de vitale capaciteit?
A
Spirometer
B
Blaastest
C
vitaliciteitmeter
D
FEH meter

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Hoe groot is de vitale capaciteit van een gemiddelde volwassen persoon ongeveer?
A
1 liter
B
3 liter
C
5 liter
D
6,5 liter

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Ademvolume is hetzelfde als de vitale capaciteit
A
Waar, het gaat beide om de hoeveelheid lucht
B
Waar, het vitale capaciteit is een andere omschrijving als ademvolume
C
Niet waar, vitale capaciteit gaat over het totaal aantal in- uitgeademde lucht
D
Niet waar, ademvolume is de totaal aantal in- uitgeademde lucht

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

wat is geen longziekte
A
astma
B
nicotine
C
chd
D
copd

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent vitale capaciteit?

A
Hoeveel lucht er in je longen past
B
ongeveer 0,5 liter
C
de hoeveelheid lucht die je maximaal kan in- of uitademen
D
hoeveel lucht je in en uitademt

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions