Voegwoorden

Planning en lesdoel
  • Herhalen samengestelde zinnen
  • Uitleg voegwoorden
Jullie kunnen:
... nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Items in this lesson

Planning en lesdoel
  • Herhalen samengestelde zinnen
  • Uitleg voegwoorden
Jullie kunnen:
... nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Slide

Het wordt vandaag mooi weer. We gaan naar het strand.

Slide 2 - Slide

Het wordt vandaag mooi weer, dus we gaan naar het strand.

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 4 - Slide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden de leerlingen minder gemotiveerd. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 6 - Slide

Drie studerende kinderen kunnen een flinke kostenpost worden voor ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

Ik zou vandaag best in bed willen blijven.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Als je nu naar huis gaat, regen je flink nat.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Wil je liever naar Duitsland of wil je liever naar Oostenrijk?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Mijn moeder vraagt of je vanavond wilt blijven eten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Voegwoorden
Verbinden zinnen, woorden of woordgroepen met elkaar.

Je kunt kiezen uit zeilen of je kunt kiezen uit zwemmen.

Slide 12 - Slide

Voegwoorden
want, maar, of, tenzij, dus, als, hoewel, en, aangezien, omdat, voordat, zodra,...


Slide 13 - Slide

Neven- en onderschikkend
  • Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee woorden, twee woordgroepen of                    twee hoofdzinnen.
  • Onderschikkende voegwoorden verbinden bijzinnen met hoofdzinnen.

Slide 14 - Slide

Nevenschikking voegwoorden

  • of
  • hoofdzin/hoofdzin
  • Hij gaat werken of hij gaat zwemmen
Onderschikking voegwoorden

  • of
  • hoofdzin/bijzin
  • bijzin/hoofdzin
  • vb. Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen
Onderwerp en persoonsvorm kunnen in de bijzin uit elkaar gezet worden/ staan al uit elkaar.

Slide 15 - Slide

Wat is een onderschikking?

Onderschikkend voegwoord
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 16 - Quiz

Een onderschikkend voegwoord...
A
is een voegwoord dat twee gelijke delen aan elkaar voegt.
B
is een voegwoord dat twee ongelijke delen aan elkaar voegt.

Slide 17 - Quiz

Een nevenschikkend voegwoord...
A
is een voegwoord dat twee gelijke delen aan elkaar voegt.
B
is een voegwoord dat twee ongelijke delen aan elkaar voegt.

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
Je hebt nu oefeningen gemaakt over alle woordsoorten (taalkundig ontleden). We gaan verder met redekundig ontleden.

Maak opdracht 1 en 2 op blz. 98.

Slide 19 - Slide