What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voegwoorden
Grammatica
Oefenen met samengestelde zinnen en voegwoorden.
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Introduction
Les over zinnen en zinsstructuur.
Items in this lesson
Grammatica
Oefenen met samengestelde zinnen en voegwoorden.
Slide 1 - Slide
Het wordt vandaag mooi weer. We gaan naar het strand.
Slide 2 - Slide
Het wordt vandaag mooi weer,
dus
we gaan naar het strand.
Slide 3 - Slide
Enkelvoudige zin
Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin
Zin met twee of meer persoonsvormen
Slide 4 - Slide
Voorbeeld
enkelvoudige zin
Het wordt slecht weer vandaag.
Ik ga vandaag naar de Action.
Hij kijkt veel naar Star Wars.
Slide 5 - Slide
Voorbeeld
samengestelde zin
Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden de leerlingen minder gemotiveerd.
Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.
Slide 6 - Slide
Drie studerende kinderen kunnen een flinke kostenpost worden voor ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 7 - Quiz
Ik zou vandaag best in bed willen blijven.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 8 - Quiz
Als je nu naar huis gaat, regen je flink nat.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 9 - Quiz
Wil je liever zuurkool of spruitjes?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 10 - Quiz
Wil je liever naar Duitsland of wil je liever naar Oostenrijk?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 11 - Quiz
Mijn moeder vraagt of je vanavond wilt blijven eten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 12 - Quiz
Voegwoorden
Voegwoorden zijn een soort cement.
Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.
Slide 13 - Slide
Voegwoorden
Verbinden zinnen, woorden of woordgroepen met elkaar.
Je kunt kiezen uit zeilen
of
zwemmen.
Slide 14 - Slide
Voegwoorden
want, maar, of, tenzij, dus, als, hoewel, en, aangezien, omdat, voordat, zodra,...
tijd
contrast
reden
oorzaak/gevolg
voorwaarde
opsomming
Slide 15 - Slide
Neven- en onderschikkend
Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee woorden, twee woordgroepen of
twee hoofdzinnen
.
Onderschikkende voegwoorden verbinden bijzinnen met hoofdzinnen.
Slide 16 - Slide
Nevenschikking voegwoorden
Want
Of
Dus
En
Maar
Ezelsbruggetje: WODEM
Onderschikking voegwoorden
Aangezien
Als
Dat
Doordat
Terwijl
Toen
Omdat
Hoewel
....
Slide 17 - Slide
Nevenschikking
- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.
- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.
Onderschikking
- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.
- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.
Slide 18 - Slide
Nevenschikking voegwoorden
of
hoofdzin/hoofdzin
Hij gaat werken of hij gaat zwemmen
Onderschikking voegwoorden
of
hoofdzin/bijzin
bijzin/hoofdzin
vb. Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen
Slide 19 - Slide
Wat is een onderschikking?
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin
Slide 20 - Quiz
Wat is het makkelijkst te onthouden over de onderschikkende voegwoorden?
A
het zijn er veel
B
dat-woorden
C
alles behalve en, maar, want, dus en of.
D
geen idee
Slide 21 - Quiz
- Dus, en, maar, of, want - zijn nevenschikkende voegwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Een onderschikkend voegwoord...
A
is een voegwoord dat twee gelijke delen aan elkaar voegt.
B
is een voegwoord dat twee ongelijke delen aan elkaar voegt.
Slide 23 - Quiz
Een nevenschikkend voegwoord...
A
is een voegwoord dat twee gelijke delen aan elkaar voegt.
B
is een voegwoord dat twee ongelijke delen aan elkaar voegt.
Slide 24 - Quiz
Wat is het voegwoord?
Ga je mee voetballen of ga je liever televisie kijken?
A
je
B
liever
C
of
D
televisie
Slide 25 - Quiz
Vul in terwijl of omdat
We gingen naar het bos, ..... het mooi weer was
A
omdat
B
terwijl
Slide 26 - Quiz
Ik praatte met mijn broer, ..... ik van het zonnetje genoot.
A
omdat
B
terwijl
Slide 27 - Quiz
Maak van de 2 zinnen 1 lange zin met omdat of terwijl
Ik juich.
Ik heb gewonnen.
Slide 28 - Open question
Maak van de 2 zinnen 1 lange zin met omdat of terwijl
Ik zwaai naar Lara.
Ik fiets naar de tennis.
Slide 29 - Open question
Ik snap deze lesstof goed.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 30 - Poll
More lessons like this
Voegwoorden
March 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voegwoorden
February 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voegwoorden
April 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica H4: Voegwoorden
October 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten
March 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voegwoorden
January 2024
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voegwoorden
September 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
samengesteld/enkelvoudig + voegwoorden (nevenschikkend en onderschikkend)
October 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3