§4.3 Beenverbindingen


 BS3 Beenverbindingen blz 22
Zet in je agenda:
huiswerk voor maandag 4 april:

Lezen basisstof 3
Maken opdracht 1 t/m 9 online (4 in je boek)

Multi
Maken test jezelf 1 t/m 3
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


 BS3 Beenverbindingen blz 22
Zet in je agenda:
huiswerk voor maandag 4 april:

Lezen basisstof 3
Maken opdracht 1 t/m 9 online (4 in je boek)

Multi
Maken test jezelf 1 t/m 3

Slide 1 - Slide

Weet je het nog? 
Het skelet bestaat uit beenderen. 
In totaal hebben volwassenen 206 beenderen. 
Hoofd, romp en ledematen.
Botgroepen.

Slide 2 - Slide

Samenstelling van botten
Kalk ( voor de stevigheid)

Lijmstof ( buigzaam)

Slide 3 - Slide

Botweefsel
Kraakbeenweefsel 
Tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk

Slide 4 - Slide

Leerdoelen § 4.3
6. Je kunt de beenverbindingen beschrijven.
7. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven.
8. Je kunt de werking beschrijven van het:                             scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.

Slide 5 - Slide

Beenverbindingen 
Er zijn verschillende verbindingen. 
vergroeiing - naadverbinding - kraakbeenverbinding - gewricht

Slide 6 - Slide

Naadverbinding
Je schedelbeenderen zijn verbonden met een naadverbinding
De naden zijn kronkelig.

Bij een baby zitten de schedelbeenderen nog niet helemaal aan elkaar gegroeid.
Dit noemen we fontanel. 
Er is dan nog een beetje beweging tussen de schedelbeenderen mogelijk. 

Er is geen beweging mogelijk. 

Slide 7 - Slide

Kraakbeenverbinding
Wanneer twee botten met kraakbeen verbonden zijn, noemen we dit een kraakbeenverbinding.
De ribbenkast en ruggenwervel zijn hier voorbeelden van. 
Er is weinig beweging mogelijk

Slide 8 - Slide

Bouw van een kogelgewricht

  1. Gewrichtskogel en kom
  2. Gewrichtskapsel
  3. Gewrichtssmeer
  4. Kapselbanden
  5. Kraakbeenlaagje

Slide 9 - Slide

Gewrichten
Gewrichten zijn ook een verbinding tussen 2 beenderen. 
Je hebt 3 soorten:
kogelgewricht
scharniergewricht
rolgewricht

Slide 10 - Slide

kogelgewricht
De kop van het bot beweegt in de kom van het andere bot. 
Voorbeelden:
schouder - heup 

Er is veel beweging mogelijk. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Scharniergewricht
Een scharniergewricht kan botten alleen maar laten buigen of strekken. 
voorbeeld: knie, elleboog

Er is veel beweging mogelijk. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Rolgewricht
een rolgewricht zorgt ervoor dat twee beenderen langs elkaar kunnen bewegen.
Voorbeeld: je onderarm (spaakbeen/ellepijp) 

Er is veel beweging mogelijk. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video


Aan de slag:
Lezen basisstof 3
Maken opdracht 1 t/m 9 online (4 in je boek)

Multi
Maken test jezelf 1 t/m 3

Slide 17 - Slide

Leerdoelen §4.3
6. Je kunt de beenverbindingen beschrijven.
7. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven.
8. Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.

Slide 18 - Slide

Nr. 1. van afbeelding 1 is de gewrichtskogel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

De ribben en het borstbeen zijn verbonden door gewrichten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten

Slide 21 - Quiz

Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
2 en 3
B
1 en 2
C
1 en 3

Slide 22 - Quiz

Botten kunnen op verschillende manieren verbonden zijn. Noem de 4 beenverbindingen.

Slide 23 - Mind map

Wat is de functie van gewrichtssmeer?
A
Slijtage voorkomen
B
Splinteren voorkomen
C
Schok voorkomen
D
Soepeler laten bewegen

Slide 24 - Quiz

Een naadverbinding is ...
A
een beetje beweeglijk.
B
beweeglijk.
C
niet beweeglijk.

Slide 25 - Quiz

Een kogelgewricht zit in je
A
onderarm en onderbeen.
B
schouder en heup.
C
opperarmbeen en ellepijp.

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je het bot dat met een kogel vast zit in de kom van de heup?
A
opperarmbeen
B
dijbeen
C
ellepijp
D
spaakbeen

Slide 27 - Quiz

Vertel in eigen woorden wat je deze les geleerd hebt. Noem iets wat je nog niet wist.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Video