This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 1 tot en met 3
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 1 - Stoffen
1.1 Stoffen herkennen
1.2 Vloeibare mengsels
1.3 Andere mengsels
1.4 Een stof aantonen
Slide 2 - Slide
Welk van onderstaande antwoorden is een stofeigenschap?
A
Massa
B
Volume
C
Vorm
D
Brandbaarheid
Slide 3 - Quiz
Stofeigenschappen
Stofeigenschappen zijn geur, kleur, smaak, fase en brandbaarheid
Er zijn 3 fasen: gas vloeibaar en vast
Massa, volume of vorm zijn geen stofeigenschappen!
Slide 4 - Slide
Welk van onderstaande antwoorden is een voorbeeld van een emulsie?
A
Ranja
B
Water en Olie
C
Sinaasappelsap
D
Suiker
Slide 5 - Quiz
Vloeibare mengels
Een zuivere stof bestaat uit 1 soort stof (suiker)
Een oplossing is een helder mengsel van een oplosmiddel en een andere stof (ranja)
Een suspensie is een mengsel van kleine deeltjes van een vaste stof en een vloeistof (sinaasappelsap)
een emulsie is een mengsel van twee vloeistoffen die niet mengen (water en olie)
Slide 6 - Slide
In een zak chips van 200 gram zit 2,8 gram zout. Bereken het massa% zout.
A
0,014 massa% zout
B
2,8 massa% zout
C
1,4 massa% zout
D
71,4 massa% zout
Slide 7 - Quiz
Rekenen aan mengsels
Het massa percentage bereken je met
= 2.8 gram, =200 gram
Massa% zout
In chips zit 1.4 massa% zout
massa%=massatotaalmassadeel⋅100%
massadeel
massatotaal
massa%=massatotaalmassadeel⋅100%
massa%=2002.8⋅100%=1.4%
Slide 8 - Slide
Zuivere stof
Mengsel
Smeltpunt
Kooktraject
Kookpunt
Stolpunt
Smelttraject
Stoltraject
Slide 9 - Drag question
Smelten, stollen of koken
Het temperatuurverloop tijdens het verwarmen of afkoelen van een stof geef je weer in een temperatuur-tijd-diagram.
Slide 10 - Slide
Hoofdstuk 2 - Stoffen sorteren
2.1 Stoffen uit voeding halen
2.2 Stoffen zuiveren
2.3 Drinkwater
2.4 Scheidingsprocessen weergeven
2.5 Een scheidingsmethode kiezen
Slide 11 - Slide
Bij adsorptie kun je stoffen scheiden, doordat
A
er een verschil in aanhechtingsvermogen is.
B
er een verschil in kookpunt is.
C
er een verschil in dichtheid is.
D
er een verschil in oplosbaarheid is.
Slide 12 - Quiz
Stoffen zuiveren
Adsorptie is op basis van een verschil in aanhechtingsvermogen.
Destilleren en indampen is op basis van een verschil in kookpunt.
Bezinken en afgieten is op basis van een verschil in dichtheid.
Extraheren is op basis van een verschil in oplosbaarheid.
Slide 13 - Slide
Wat is de eenheid van de dichtheid?
A
g/cm^3
B
cm^3/g
C
g
D
cm^3
Slide 14 - Quiz
Dichtheid
Formule:
Eenheid van massa = gram
Eenheid van volume =
Eenheid dichtheid =
dichtheid=volumemassa
cm3
cm3g
Slide 15 - Slide
Hoofdstuk 3
3.1 Stoffen mengen en verwarmen
3.2 Ontleden
3.3 Een productie voorbereiden
3.4 Een product maken
Slide 16 - Slide
Welke gebeurtenis is een chemische reactie?
A
De stoffen voor een gebeurtenis zijn gelijk aan de stoffen erna.
B
De beginstoffen zijn nog steeds aanwezig.
C
Er ontstaan geen nieuwe stoffen.
D
De beginstoffen zijn verdwenen.
Slide 17 - Quiz
Chemische reactie
Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen en ontstaan nieuwe stoffen.
De stoffen die bij een chemische reactie verdwijnen, heten beginstoffen.
De stoffen die bij een chemische reactie ontstaan, heten reactieproducten.
Slide 18 - Slide
Tijdens de elektrolyse van water ontstaat waterstof en zuurstof. Geef het reactieschema van deze reactie.
A
water (vloeistof) + waterstof (gas) -> zuurstof (gas)
B
waterstof (gas) + zuurstof (gas) -> water (vloeistof)
C
water (vloeistof) -> waterstof (gas) + zuurstof (gas)
D
water -> waterstof + zuurstof
Slide 19 - Quiz
De massaverhouding van de reactie is; water : waterstof : zuurstof is 5 : 4 : 1. Bereken hoeveel gram water je nodig hebt om 0,8 kilogram waterstof te krijgen.
A
1
B
1000
C
0.2
D
200
Slide 20 - Quiz
Elektrolyse reactie
water (vloeistof) -> waterstof (gas) + zuurstof (gas)
De massaverhouding van de reactie is; water : waterstof : zuurstof is 5 : 4 : 1