Blok 5 herhaling

Blok 5 - herhaling 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Staal SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Blok 5 - herhaling 

Slide 1 - Slide

Even lekker opfrissen

Slide 2 - Slide

Vandaag herhalen we het
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 3 - Slide

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof het zelfstandig naamwoord is gemaakt. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Slide

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Het glazen theekopje staat op de tafel.
A
glazen
B
theekopje
C
staat
D
tafel

Slide 7 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Ik gooi mijn papieren propje in de prullenbak.
A
papieren
B
propje
C
in
D
prullenbak

Slide 8 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik las vorige week een mooi boek.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 9 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Hij verdween in het bos.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 10 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik vind spelling best lastig.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 11 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Hij heeft vaak gewonnen met het spel.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 12 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord.
Werkwoord = verlaten
ik ..................

Slide 13 - Open question

Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord.
Werkwoord = verlaten
hij...........................

Slide 14 - Open question

Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord.
Werkwoord = verlaten
Ik.............................. (verleden tijd)

Slide 15 - Open question

Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord.
Werkwoord = worden
ik.........................

Slide 16 - Open question

Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord.
Werkwoord = worden
hij ........................

Slide 17 - Open question

Wat is het lidwoord?
Jasmijn schiet de bal heel hard.

Slide 18 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Jasmijn schiet de bal heel hard.

Slide 19 - Open question

Wat is het onderwerp?
Lieke doet graag spelletjes.

Slide 20 - Open question

Wat is het onderwerp?
Hoog in de lucht cirkelt de adelaar.

Slide 21 - Open question

Wat is het voegwoord?
Ik kleed me warm aan, voordat ik naar buiten ga.

Slide 22 - Open question