Casus
Madelief werkt in een woonzorgcentrum. Ze is vandaag bij mevrouw Sorgdrager. Twee dagen geleden was ze er ook. Toen ging het best goed met mevrouw Sorgdrager. Ze was aangekleed en zat lekker in de woonkamer een tijdschrift te lezen. Als Madelief vandaag binnenkomt, ligt mevrouw Sorgdrager nog op bed. Madelief vraagt hoe het gaat en mevrouw Sorgdrager slaakt een diepe zucht. ‘Ik voel me vandaag helemaal niet goed,’ zegt ze. ‘Ik weet wel dat de klachten erg kunnen wisselen met MS, maar als ik zo’n terugval heb, valt het toch altijd weer tegen. Ik denk dat ik vandaag maar in bed blijf.’ Madelief ziet wel dat mevrouw Sorgdrager zich echt helemaal niet lekker voelt. ‘Weet u wat, ik zal eerst de gordijnen eens opendoen, dat ziet er gelijk een stuk gezelliger uit. En dan zal ik eens een kopje thee voor u zetten. Zal ik uw boek soms voor u pakken? Dan kunt u fijn een poosje lezen.’ Madelief was eigenlijk van plan om de slaapkamer een dagelijkse beurt te geven. Maar nu mevrouw Sorgdrager zich niet goed voelt, besluit ze dat even uit te stellen.