LV1 periode 2 week 6

Week 6
- Je kent het bijvoeglijk naamwoord  
   en kunt dit gebruiken in een zin
- Je kunt een persoon omschrijven
- Je kent het bezittelijk 
   voornaamwoord
- Je kent het werkwoord estar 
- Je oefent met de werkwoorden
- Je bereidt je voor op je toets 
   Gesprekken voeren A1


1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Week 6
- Je kent het bijvoeglijk naamwoord  
   en kunt dit gebruiken in een zin
- Je kunt een persoon omschrijven
- Je kent het bezittelijk 
   voornaamwoord
- Je kent het werkwoord estar 
- Je oefent met de werkwoorden
- Je bereidt je voor op je toets 
   Gesprekken voeren A1


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten week 6
Maken:
MP H3
TB 5-7 (pag 34-35)
WB 6-10 (pag 31-33)
Leren:
woordenlijst H3 deel 1



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Staat (bijna) altijd ná het zelfstandig naamwoord
Past zich aan in geslacht (mannelijk / vrouwelijk)
Past zich aan in getal (enkelvoud / meervoud)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Mannelijke woorden
eindigen op -o, -or of -ema, -ama, -oma
El chico, el señor, el problema, el programa, el idioma

Vrouwelijke woorden
eindigen op -a,-ción of sión, -dad of -tad
La señora, la profesión, la ciudad

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Het lidwoord:

                  de/het                                                              een / -

m
v
ev
el
la
mv
los
las
m
v
ev
un
una
mv
unos
unas

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Woorden die eindigen op -o




El chico guapo       Los chicos guapos
La chica guapa      Las chicas guapas
m
v
ev
-o
-a
mv
-os
-as

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Woorden die eindigen op -e of -a




El chico inteligente       Los chicos inteligentes
La chica inteligente      Las chicas inteligentes
NB : Los pantalones naranja / Las flores violeta
m
v
ev
-
-
mv
-s
-s

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Woorden die eindigen op een medeklinker




El hermano menor      Los hermanos menores
La hermana menor     Las hermanas menores

m
v
ev
-
-
mv
-es
-es

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Overige:
woorden op -or
trabajador - trabajadora

El chico trabajador       Los chicos trabajadores
La chica trabajadora    Las chicas trabajadoras

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
woorden op -o > hebben ook een vrouwelijke vorm -a
woorden op -or > hebben ook een vrouwelijke vorm -ora
alle andere bijv. naamw. hebben dezelfde vorm in het enkelvoud

meervoud maak je volgens de normale regels:
- eindigt het op een klinker +s
- eindigt het op een medeklinker +es

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

TB tarea 5d

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

WB tarea 9

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

WB tarea 10

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

TB Tarea 7
Omschrijf een bekend persoon en gebruik daarvoor ongeveer 8 bijvoeglijke naamwoorden.

Voorbeeld
Es un hombre muy deportista.  Tiene la nacionalidad española. Es andaluz. Es un futbolista famoso y muy popular. Tiene una novia famosa. Su novia es una presentadora muy guapa. El hombre es defensa y el capitán del equipo nacional de España.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden en vertalen
Scan de QR-code en maak de 
opdracht in Microsoft Forms.

NB dit is een verplicht onderdeel
van je huiswerk. 
Deadline: maandag 11-1 om 9.00u

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

0

Slide 17 - Video

Deze video is ter herhaling om je voor te stellen en te vragen hoe het gaat.
Verbos -AR-ER -IR

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Extra oefenen met werkwoorden

Met verbuga kun je de werkwoorden oefenen. 
Kies ser, tener en/of vink aan "regelmatige werkwoorden" 

Kies bij tijden: "presente" (de bovenste) om te tegenwoordige tijd te oefenen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions