NN6 3GT Woordenlijst H3

H3 Woordenlijst
NN6 3GT Woordenschat
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

H3 Woordenlijst
NN6 3GT Woordenschat

Slide 1 - Slide

In deze LessonUp
oefen je de woorden en uitdrukkingen 
 van de woordenlijst
van H3 Woordenschat

Slide 2 - Slide

de smaak te pakken hebben
A
iemand die bepaalt wat in de mode is
B
over verschil in smaak moet men geen ruzie maken
C
lekker bezig zijn
D
iets verpest hebben

Slide 3 - Quiz

smakeloos (fig)
A
niet leuk, niet van goede smaak getuigend
B
een hekel hebben aan iets
C
niet leuk gevonden worden
D
niet meteen blij zijn

Slide 4 - Quiz

over smaak valt niet te twisten
A
naar mijn mening, vind ik
B
iets heel gewoon vinden
C
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
D
over verschil in smaak moet men geen ruzie maken

Slide 5 - Quiz

smaakmaker
A
hij heeft er heel veel trek in
B
grote blijdschap
C
heel veel
D
iemand die bepaalt wat in de mode is

Slide 6 - Quiz

naar mijn smaak
A
niet van goede smaak getuigend
B
zo simpel is het
C
schatten, waarderen
D
naar mijn mening, vind ik

Slide 7 - Quiz

een broertje dood hebben aan iets
A
niet leuk gevonden worden
B
een hekel hebben aan iets
C
niet meteen blij zijn
D
iets heel erg

Slide 8 - Quiz

niet in goede aarde vallen
A
een hekel hebben aan iets
B
niet leuk gevonden worden
C
ervandoor gaan
D
iets verpest hebben

Slide 9 - Quiz

iets de normaalste zaak van de wereld vinden
A
iets heel gewoon vinden
B
zo simpel is het
C
dat is heel duidelijk
D
dat was net op tijd

Slide 10 - Quiz

dat is het hele eieren eten
A
iets heel gewoon vinden
B
zo simpel is het
C
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
D
dat was net op tijd

Slide 11 - Quiz

Nu jij: wat is
'naar mijn smaak'?

Slide 12 - Open question

met zijn neus in de boter vallen
A
iets heel gewoon vinden
B
ervandoor gaan
C
op de goede plaats zijn
D
het kost veel

Slide 13 - Quiz

niet te vroeg juichen
A
niet meteen blij zij
B
niet meteen blij zijn
C
ets verpest hebben
D
grote blijdschap

Slide 14 - Quiz

een doodzonde
A
iets heel ergs
B
een onfatsoenlijk persoon
C
iets verpest hebben
D
een ongeluk gebeurt al snel

Slide 15 - Quiz

in aanvaring komen met iemand
A
niet leuk gevonden worden
B
een onfatsoenlijk persoon
C
ruzie krijgen met iemand
D
een onaangenaam klusje opkanppen

Slide 16 - Quiz

door de zure appel heen bijten
A
iets heel ergs
B
iets verpest hebben
C
een onaangenaam klusje opknappen
D
ervandoor gaan

Slide 17 - Quiz

de benen nemen
A
op de goede plaats zijn
B
iets verpest hebben
C
ervandoor gaan
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 18 - Quiz

een ongelikte beer
A
iets heel ergs
B
dat is heel duidelijk
C
een onfatsoenlijk persoon
D
ruzie krijgen met iemand

Slide 19 - Quiz

nu jij: wat is
'met zijn neus in de boter vallen'?

Slide 20 - Open question

het wel kunnen schudden
A
iets verpest hebben
B
waar iets vandaan komt, oorsprong
C
er zijn meer manieren om iets te bereiken
D
iets heel ergs

Slide 21 - Quiz

de kogel is door de kerk
A
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
B
dat was net op tijd
C
dat is heel duidelijk
D
een onaangenaam klusje opknappen

Slide 22 - Quiz

dat staat als een paal boven water
A
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
B
dat is heel duidelijk
C
dat was net op tijd
D
schatten, waarderen

Slide 23 - Quiz

dat was op de valreep
A
het kost veel
B
iets verpest hebben
C
dat was net op tijd
D
een ongeluk gebeurt al snel

Slide 24 - Quiz

het water loopt hem in de mond
A
grote blijdschap
B
het kost veel
C
hij heeft er heel veel trek in
D
iets heel ergs

Slide 25 - Quiz

vele wegen leiden naar Rome
A
ervandoor gaan
B
dat was net op tijd
C
er zijn meer manieren om iets te bereiken
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 26 - Quiz

Nu jij: wat is
'dat was op de valreep'?

Slide 27 - Open question

herkomst
A
waar iets vandaan komt, oorsprong
B
van hoge afkomst, uit een goede familie
C
schatten, waarderen
D
zeer ervaren

Slide 28 - Quiz

extase
A
het kost veel
B
heel veel
C
versieren
D
grote blijdschap

Slide 29 - Quiz

er hangt een prijskaartje aan
A
schatten, waarderen
B
het kost veel
C
zeer ervaren
D
dat is heel duidelijk

Slide 30 - Quiz

kitsch
A
schatten, waarderen
B
van hoge afkomst
C
geen echte kunst, waardeloze rommel
D
versieren

Slide 31 - Quiz

te kust en te keur
A
het kost veel
B
heel veel
C
versieren
D
zeer ervaren

Slide 32 - Quiz

Nu jij: wat is
'dat staat als een paal boven water'?

Slide 33 - Open question

taxeren
A
schatten, waarderen
B
versieren
C
iets heel gewoon vinden
D
geen idee hebben

Slide 34 - Quiz

van stand
A
ergens verstand van hebben
B
zeer ervaren
C
van hoge afkomst
D
uit een goede familie

Slide 35 - Quiz

decoreren
A
schatten
B
ergens verstand van hebben
C
versieren
D
geen echte kunst

Slide 36 - Quiz

door de wol geverfd
A
geen idee hebben
B
ergens verstand van hebben
C
heel veel
D
zeer ervaren

Slide 37 - Quiz

in het duister tasten
A
als het erop aankomt
B
er zijn meer manieren om iets te berieken
C
een onaangenaam klusje opknappen
D
geen idee hebben

Slide 38 - Quiz

nu jij: wat is
'van stand'?

Slide 39 - Open question

ergens kaas van gegeten hebben
A
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
B
ergens verstand van hebben
C
versieren
D
zeer ervaren

Slide 40 - Quiz

weerleggen
A
ergens verstand van hebben
B
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
C
zeer ervaren
D
iets heel ergs

Slide 41 - Quiz

als puntje bij paaltje komt
A
iets niet bestraffen
B
veel duidelijk maken
C
als het erop aankomt
D
ergens verstand van hebben

Slide 42 - Quiz

een ongeluk zit in een klein hoekje
A
iets heel ergs
B
iets niet bestraffen
C
iets verpest hebben
D
een ongeluk gebeurt al snel

Slide 43 - Quiz

nu jij: wat is
'door de wol geverfd'?

Slide 44 - Open question

boekdelen spreken
A
ergens verstand van hebben
B
tegenspreken, aantonen dat iets niet was is
C
dat is heel duidelijk
D
veel duidelijk maken

Slide 45 - Quiz

iets door de vingers zien
A
geen idee hebben
B
iets niet bestraffen
C
geen idee hebben
D
hij heeft er heel veel trek in

Slide 46 - Quiz

einde 
welke onderdelen van de woordenlijst  moet je nog leren voor de toets?

Slide 47 - Slide