4.6 + test prep

Chapter 4 - Looking for information

4.6 Complex information
+ test preparation 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Chapter 4 - Looking for information

4.6 Complex information
+ test preparation 

Slide 1 - Slide

GOALS

- you check how well you know the words and grammar (present perfect and comparisons) by doing the 'oefentoets' 
- revise grammar
 



Slide 2 - Slide

NU Engels online 
- 4.6 - ex. 3
- oefentoets
Grammar trainers: 
 - adjectives and adverbs
- comparisons 
- present perfect
- questions



Slide 3 - Slide

Questions
Transform the sentences into questions

Slide 4 - Slide

He plays football on Saturday.

Slide 5 - Open question

I can help you.

Slide 6 - Open question

He was always late for school last year.

Slide 7 - Open question

They travelled the world.

Slide 8 - Open question

Adjectives and adverbs
bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Slide 9 - Slide

adjectives - bijvoeglijk
Een bij­voeglijk naam­woord (bn.) zegt iets over een zelf­standig naam­woord (zn.). Je bes­chrijft er iemand of een ding mee. 
Het bn. staat vóór het zn.

We drove on a dan­ger­ous road.
This is a friendly per­son.
This is haz­ard­ous waste.



Slide 10 - Slide

uitzonderingen
Som­mige werkwoorden bes­chrijven hoe iets of iemand is of lijkt. Dit zijn kop­pel­werkwoorden, zoals bij­voor­beeld to be, be­come en ap­pear, maar ook taste, look, sound, smell en feel (de zin­tui­gen). In dit gev­al staat het bn. achter het ww.

Your waste smells haz­ard­ous.

My job is nice.

Slide 11 - Slide

adverbs - bijwoord
Een bij­woord (bw.) zegt iets over een ww., een bn. of een an­der bw. Je bes­chrijft er dus mee hoe iets ge­beurt of hoe een ei­genschap is. Een bw. staat altijd achter het werkwoord, of voor het bn. of bw.


Slide 12 - Slide

ww: This en­gine works ter­rific­ally.

bn: The ter­rific­ally expensive fuel .
bw: This fuel burns ter­rific­ally well.

Slide 13 - Slide

uitzonderingen (1)
- medeklinker +le wordt -ly: simple -> simply
- medeklinker +y wordt -ily: happy -> happily 
- ic wordt -ic­ally (spreek uit als icly) -> basic - basically
- een bn. dat al eindigt op -ly krijgt niet nóg eens -ly. Die gebruik je met in a ... way/ man­ner
friendly ->in a friendly way / manner

Slide 14 - Slide

uitzonderingen (2)
- good wordt well
- hard, fair, high, late, deep en fast ver­ander­en niet

hardly, fairly, highly, lately, en deeply be­staan wel, maar beteken­en heel iets an­ders. Fastly be­staat zelfs niet eens.

Slide 15 - Slide

Comparisons

Slide 16 - Slide

- ER / - EST 
Bij­voeglijke naam­woorden 

- van één let­ter­greep (small - smaller - the smallest)
- twee let­ter­gre­pen die eindi­gen op -y, -le, -ow, of -er (O'Leary) (funny - funnier - the funniest)
- klemtoon op de eer­stelet­ter­greep valt 
(clever - cleverer - the cleverest)

Slide 17 - Slide

-ER / - EST
small – smaller – the smallest

large – larger – the largest
funny – funnier – the funniest
subtle – subtler – the subtlest
shallow – shal­lower – the shal­lowest
clever – clev­erer – the clev­erest




Slide 18 - Slide

MORE / THE MOST
Bij de overige woorden van twee let­ter­gre­pen en woorden van drie of meer let­ter­gre­pen gebruik je more en the most.

in­cred­ible – more in­cred­ible – the most in­cred­ible
rick­ety – more rick­ety – the most rick­ety
bored – more bored – the most bored


Slide 19 - Slide

Present perfect
HAVE / HAS + voltooid deelwoord

Er is een link met NU:
- ervaringen
- verleden begonnen, nu nog bezig
- nu nog merkbaar effect/gevolg 

Slide 20 - Slide

I . . . (hurt) my knee and can't walk anymore.

Slide 21 - Open question

These students . . . (study) here since last august.

Slide 22 - Open question

My dog . . . (bury) a bone somewhere and now the garden is a mess.

Slide 23 - Open question

I . . . (travel) to England many many times.

Slide 24 - Open question

QUIZLET 
Chapter 4

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link