Eieren voor je geld

week 8, les 1

vandaag: 
- introduceren van de opgave
 - lijst met begrippen
- uitwerken van de opgave
- bespreken van de opgave

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

week 8, les 1

vandaag: 
- introduceren van de opgave
 - lijst met begrippen
- uitwerken van de opgave
- bespreken van de opgave

Slide 1 - Slide

opgaven 6
Eieren voor je geld

Slide 2 - Slide

begrippen:
  • afzet:  het aantal verkochte producten in een bepaalde periode
  • homogeen product: product waarvan het niet uitmaakt van welke aanbieder het product afkomstig is (overeenkomstige kenmerken)
  • export: uitvoer van producten naar het buitenland
  • constante kosten: kosten die niet variëren met de omvang van de productie
  • proportioneel variabele kosten: variabele kosten die recht evenredig stijgen met de afzet of productie
  • minimumprijs: laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs (ingesteld door de       overheid)
  • consumentensurplus: verschil tussen de betalingsbereidheid en de werkelijke prijs
  • producentensurplus: Het producentensurplus is het verschil van de leveringsbereidheid en de werkelijk verkoopprijs

Slide 3 - Slide

begrippen:
  • afzet:  het aantal verkochte producten in een bepaalde periode
  • homogeen product: product waarvan het niet uitmaakt van welke aanbieder het product afkomstig is (overeenkomstige kenmerken)
  • export: uitvoer van producten naar het buitenland
  • constante kosten: kosten die niet variëren met de omvang van de productie
  • proportioneel variabele kosten: variabele kosten die recht evenredig stijgen met de afzet of productie
  • minimumprijs: laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs (ingesteld door de overheid)
  • consumentensurplus: verschil tussen de betalingsbereidheid en de werkelijke prijs
  • producentensurplus: Het producentensurplus is het verschil van de leveringsbereidheid en de werkelijk verkoopprijs
timer
15:00

Slide 4 - Slide

vraag 22: hoeveel miljoen kilo eieren werden er geëxporteerd voor de export wegviel?
antwoord is bvb (220)

Slide 5 - Open question

opgave 6 vraag 22
In de grafiek zie je dat voor de export wegviel er een evenwicht was bij een totale afzet van 240 miljoen kilo. Deze afzet bestond zowel uit export als verkoop in het eigen land. In de opdracht staat dat het gedrag van de vragers in het binnenland niet is verandert, bij een prijs van 90 coin wordt 60 miljoen kilo verkocht in het  binnenland. Dus het totaal aantal eieren dat werd geëxporteerd is: 240 - 60 = 180
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Voordat de export wegviel was er evenwicht op de markt bij een totale
vraag van 240. De binnenlandse vraag (bij de evenwichtsprijs van 90 coin) bedroeg 60, zodat de export 180 (miljoen kilo) bedroeg.

Slide 6 - Slide

vraag 23: zal de Haan in de gegeven situatie op korte termijn stoppen met zijn bedrijf?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

opgave 6 vraag 23
uit de opdracht blijkt dat de Haan sowieso verlies zal gaan lijden, maar door alsnog door te produceren kan de Haan dit verlies beperken. je ziet dat de verkoopprijs 60 coin is, dit is hoger dan de variabele kosten die 40 coin zijn. 
Dus zal de Haan op korte termijn niet stoppen. 
nee, een voorbeeld van een juiste toelichting is:
De constante kosten worden nog ten dele gedekt, aangezien de
verkoopprijs (van 60 coin) hoger is dan de gemiddelde variabele kosten

Slide 8 - Slide

vraag 24: hoe hoog moet de minimumprijs zijn om te zorgen dat de Haan geen verlies lijdt?
antwoord is bvb (80)

Slide 9 - Open question

opgave 6 vraag 24
Als de Haan geen verlies wilt draaien zullen de opbrengsten en kosten per product aan elkaar gelijk moeten zijn. In de gegeven situatie kan je de gemiddelde totale kosten op deze manier berekenen: 
variabele kosten: 40 coin
constante kosten: 140.000/4.000 = 35 coin 
gemiddelde totale kosten: 40 + 35 = 75 coin
dus zal de minimumprijs dus minstens 75 coin moeten zijn.
(De marginale kosten zijn gelijk aan de gemiddelde variabele kosten. Wil de boer geen verlies lijden, dan moet de marktprijs hoger zijn dan de marginale kosten. De boer zal zijn capaciteit dan volledig benutten.)
Bij een productie van 4.000 kilo geldt: GTK = 40 + 140.000/4.000 = 75.
De minimumprijs moet dus minstens 75 coin per kilo bedragen.

Slide 10 - Slide

vraag 25: welk vlak en of combinatie van vlakken geeft de verandering van het totale consumenten- en producentensurplus weer?
A
vlakken D & E
B
vlak E
C
vlakken C & D
D
vlak D

Slide 11 - Quiz

opgave 6 vraag 25
oude situatie:
consumentensurplus = D+C
producentensurplus = B

huidige situatie:
consumentensurplus = D
producentensurplus = B+C+E
De verandering wordt weergegeven met vlak E

Slide 12 - Slide

vraag 26: bereken de kosten voor de overheid van het aankopen van de eieren
antwoord is bvb (12000)

Slide 13 - Open question

opgave 6 vraag 26

Slide 14 - Slide