601

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:
HW nakijken 
Start H6:
- Wat weet je al over arbeid?
- Wanneer is arbeid positief, nul of negatief?
- Totale arbeid op twee manieren
Aan de slag:
- Opdracht 3, 4 en 7

5  min 




15 min






20 min 




1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with text slides.

Items in this lesson

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:
HW nakijken 
Start H6:
- Wat weet je al over arbeid?
- Wanneer is arbeid positief, nul of negatief?
- Totale arbeid op twee manieren
Aan de slag:
- Opdracht 3, 4 en 7

5  min 




15 min






20 min 




Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 6.1
611
Je kunt rekenen met arbeid, kracht en verplaatsing.
612

Je kunt uitleggen wanneer arbeid positief, negatief of nul is. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.

Slide 7 - Slide

Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.
Bewegingsenergie

Slide 8 - Slide

Arbeid
Arbeid is de energie die nodig is om een kracht uit te oefenen over een bepaalde afstand.
FsW
W is de arbeid in joule (J)
F is de kracht in newton (N)
s is de verplaatsing in meter (m)
W=Fs

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

F = 45 N
s = 12 m

W = F x s
W = 45 x 12 = 540 J

Slide 11 - Slide

6.1 Arbeid

Slide 12 - Slide

6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.

Slide 13 - Slide

6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.


W = Arbeid (Nm of J)
F = Kracht (N)
s = afstand (m)
W=Fs

Slide 14 - Slide

6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.


W = Arbeid (Nm of J)
F = Kracht (N)
s = afstand (m)
W=Fs

Slide 15 - Slide

6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.

a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.

b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.

Slide 16 - Slide

6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.

a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.

b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Antwoord a
  • W = F x s
  • W = 1500 x 20
  • W = 30000
  • W = 30 kJ

Slide 17 - Slide

6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.

a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.

b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Werkt een kracht in de richting van de beweging? 
Positieve arbeid

Werkt een kracht tegen de richting van de beweging in?
Negatieve arbeid

Staan de kracht en de beweging loodrecht op elkaar?
Geen arbeid
FzW=0
FNW=0
FwW=
FvoorwW=+

Slide 18 - Slide

Manier 1: Eerst        berekenen
Fres

Slide 19 - Slide

Manier 1: Eerst        berekenen
Fres
Manier 2: De arbeid door elke kracht                   los bereken en dan optellen.

Slide 20 - Slide

Manier 1: Eerst        berekenen
Fres
Manier 2: De arbeid door elke kracht                   los bereken en dan optellen.
  • Fres = 350 + 550 - 600 = 300 N
  • Wtot = Fres x s
  • Wtot = 300 x 40
  • Wtot = 12000 J
  • Wtot = 12,0 kJ 
  • Walbert = Falbert x s = 350 x 40 = 14000 J
  • Wrudolf = Frudolf x s = 550 x 40 = 22000 J
  • Wweerst = Fweerst x s = -600 x 40 = -24000 J
  • Wtot = Walbert + Wrudolf + Wweerst
  • Wtot = 14000 + 22000 + - 24000 
  • Wtot = 12000 J
  • Wtot = 12,0 kJ

Slide 21 - Slide

Maak:
3, 4 en 7
timer
15:00

Slide 22 - Slide

Antwoord 3a
  • Fz = m x g
  • Fz = 92 x 9,81
  • Fz = 902,52 N
  • Fz = 0,90 kN

Slide 23 - Slide

Antwoord 3b
  • W = F x s
  • W = 902,52 x 0
  • W = 0 J

Slide 24 - Slide

Antwoord 3c
  • s = 3,0 dm = 0,3 m
  • F = 96 N
  • W = F x s
  • W = 96 x 0,3
  • W = 28,8 N
  • W = 29 N

Slide 25 - Slide

Antwoord 4a
  • Fz = m x g
  • Fz = 4,6 x 9,81
  • Fz = 45,126 N
  • Fz = 45 N
Antwoord 4b
  • De spierkracht hoeft bij een schuivende tas alleen de schuifwrijvingskracht te overwinnen.

Slide 26 - Slide

Antwoord 4c
  • W = Fspier x s
  • W = 23 x 0,34
  • W = 7,82 N
  • W = 7,8 N
Antwoord 4d
  • W = Fw,s x s
  • W = -17 x 0,34
  • W = -5,78 N
  • W = -5,8 N

Slide 27 - Slide

Antwoord 5c

Wtot = W1 + W2
  • Wtot = 7,82 + -5,78 
  • Wtot = 2,04 N
  • Wtot = 2,0 N

Wtot = Fres x s
  • Fres = 23 - 17 = 6,0 N
  • Wtot = 6,0 x 0,34
  • Wtot = 2,04 N
  • Wtot = 2,0 N

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Aan de slag 
timer
15:00

Slide 30 - Slide