Semana 16

Buenos días
1 / 37
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Buenos días

Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos a la clase de español
Hoy es el 20(veinte) de abril 

Slide 2 - Slide

Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp, la libreta (schrift), el libro (het boek)

Slide 3 - Slide

Unidad 7, Ejercicio 1 t/m 4. 

Slide 4 - Slide

HUISWERK=DEBERES
Om de huiswerk te kunnen maken jullie hadden de "Vocabulario"moeten studeren.

Slide 5 - Slide

Leerdoel van vandaag: Unidad 6 y 7
Je kent de (WW) TENER = HEBBEN.
Je gaat de (WW) CUMPLIR AÑOS = JARIG ZIJN leren vervoegen.
  1. De getallen in het Spaans tot 100.
  2. Je gaat de maanden in het Spaans leren.
  3. Je gaat het meervoud en enkelvoud van Spaanse woorden (zelfstandig naamwoord "sustantivo") maken.                                                                                                                                                                                                                                       

Slide 6 - Slide

Tener
Tener = hebben

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Cumplir años = Jarig zijn
Cumplir años = Jarig zijn
Yo
Él/ella
usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
cumplo años
ik ben jarig
cumples años
jij bent jarig
cumple años
hij/zij is jarig
 u bent jarig
cumplimos años
wij zijn jarig
cumplís años
jullie zijn jarig
cumplen años
zij zijn jarig/u bent..

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Contar en español
Als je de getallen 1 t/m 10 goed leert in het Spaans en de tientallen dan kun je al tellen in het Spaans.
Let op: bij 20 is er iets aan de hand.
21: vientiuno
en er zit dus een i er tussen.
De getallen schrijf je aan elkaar.
Vanaf dertig is het los van elkaar met het woord y er tussen (dat bekent en).
31: treinta y uno

Slide 11 - Slide

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

timer
2:00
Leerdoel 1: getallen
Wat valt je op aan de getallen in het Spaans tussen 20 en 30 bijvoorbeeld?

Slide 14 - Mind map

timer
2:00
Leerdoel 1: getallen
Wat valt je op aan de getallen in het Spaans tussen 30 en 40 bijvoorbeeld?

Slide 15 - Mind map

Los meses del año





¿Cuándo es tu cumpleaños?
Mi cumpleaños es el 18 de noviembre
Leerdoel 2: maanden van het jaar

Slide 16 - Slide

Los meses y las estaciones
januari
enero
juli
julio
februari
febrero
augutus
agosto
maart
marzo
september
septiembre
april
abril
oktober
octubre
mei
mayo
november
noviembre
juni
junio
december
diciembre
invierno
winter
primavera
voorjaar
verano
zomer
otoño
herfst
Los meses del año:
Las cuatro estaciones:

Slide 17 - Slide

Masculino / femenino
(mannelijk / vrouwelijk)
Singular / plural

Slide 18 - Slide

Woorden die op een KLINKER eindigen:



chicos
libros
niñas


Woorden die op een MEDEKLINKER eindigen:






"profesor"-profesores
"inglés"- ingleses
"doctor"- doctores
-S
-ES

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Practicar
In de volgende opdrachten zet je woorden in het meervoud
Je herhaalt de lidwoorden:
el     /     los
      la     /      las     

Slide 21 - Slide

SINGULAR Y PLURAL

Slide 22 - Slide

Palabras masculinas
(mannelijk woorden)

Medeklinkers: woorden die eindigen op -r, -e en -z zijn meestal mannelijk. Zoals: el profesor (de docent), el lápiz (het potlood), el aire (de lucht), el tomate  (de tomaat)...

Slide 23 - Slide

Palabras masculinas
(mannelijk woorden)

Woorden die op een -o zijn vaak mannelijk en hebben een mannelijk lidwoord:el gato (de kat), el libro (het boek), el chico (de jongen), el teléfono (de telefoon), el mundo (de wereld), el tiempo (het tijd), el perro (de hond)...

Slide 24 - Slide

Palabras femeninas
(vrouwelijk woorden)

Woorden die op een -a zijn vaak vrouwelijk en hebben een vrouwelijk lidwoord: la casa (het huis), la chica (het meisje), la salida (de uitgang), la empresa (het bedrijf), la escuela (de school), la mesa (de tafel), la princesa (de prinses), la persona (de persoon)...

Slide 25 - Slide

Palabras femeninas
(vrouwelijk woorden)

Er zijn uitzonderingen, dus sommige woorden met -o kunnen vrouwelijk zijn, zoals: la mano (de hand), la moto, la foto...

Slide 26 - Slide

Wat is het meervoud van mes (maand)?
A
mese
B
meses
C
mesos
D
mesas

Slide 27 - Quiz

Opdracht: lidwoorden
timer
10:00

Slide 28 - Slide

timer
1:00
de vriendin

Slide 29 - Mind map

timer
1:00
een jongen

Slide 30 - Mind map

timer
1:00
het meisje

Slide 31 - Mind map

timer
1:00
de vrienden

Slide 32 - Mind map

Ik weet hoe je 20 t/m 30 moet schrijven in het Spaans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Ik kan tellen t/m 100 in het Spaans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik kan de getallen 1 t/m 100 in het Spaans uitschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...




Slide 36 - Mind map

Feliz fin de semana

Slide 37 - Slide