This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Slide
Zorgvragers in de gehandicaptenzorg kunnen verschillende stoornissen, beperkingen en handicaps hebben...
Welke stellingen zijn juist?
A
Als een zorgvrager hulp nodig heeft bij het eten, heeft hij een beperking op het gebied van verzorging.
B
Bij een beperking heeft iemand moeilijkheden met gedrag of het uitvoeren van activiteiten.
C
Een beperking kan het gevolg zijn van een handicap.
D
Een zorgvrager kan een beperking compenseren door hulpmiddelen te gebruiken.
Slide 10 - Quiz
Bij mensen met een ??? verstandelijke beperking ontwikkelt de taal zich op een eenvoudig niveau.
A
Ernstige
B
licht
C
Zeer ernstig
D
matig
Slide 11 - Quiz
Een lichte / matige / ernstige / diepe verstandelijke beperking valt vaak pas op als de ontwikkeling van schoolse vaardigheden achterblijft
A
Matige
B
ernstige
C
diepe (zeer ernstige)
D
lichte
Slide 12 - Quiz
De meeste mensen met een lichte / matige / ernstige / diepe verstandelijke beperking kunnen niet praten. Het contact met de omgeving is beperkt en bestaat uit een zeer klein repertoire van reacties.
A
Lichte
B
Matige
C
ernstige
D
diepe (zeer ernstige)
Slide 13 - Quiz
Niet alle stoornissen en beperkingen zijn zichtbaar.
Noem een voordeel en een nadeel van een onzichtbare beperking.