Zinsbouw

• Nederlands
• Hoger onderwijs

Ik eet een boterham.
Wat is juist?

1. Dit is een hoofdzin
2. Dit is een bijzin
3. Dit is een zin met inversie
4. Dit zijn twee hoofdzinnen.

Komen zij morgen naar mijn feestje?.

Wat is juist?

1. Dit is een bijzin
2. Dit is een samengestelde zin
3. Dit is een zin met inversie

Ik weet zeker dat ik dit jaar voor al mijn examens zal slagen.
Wat is juist?

1. Een hoofdzin
2. Twee hoofdzinnen
3. Eerst een bijzin en dan een hoofdzin
4. Eerst een hoofdzin en dan een bijzin

Toen Omar bij zijn oma woonde, kwam ik er vaak.
Wat is juist?

1. Eerst een hoofdzin en dan een bijzin
2. twee hoofdzinnen
3. Eerst een bijzin en dan een hoofdzin
4. twee bijzinnen

Welke zin past niet in het rijtje?

1. Melk maakt je botten sterk.
2. Melk drinkt mijn broer graag warm.
3. Melk laat kleine kalfjes groeien.
4. Melk maakt boeren rijk.

Stromae geeft morgen een concert in de AB in Brussel. 
Wat is het direct object = lijdend voorwerp?

1. Stromae
2. een concert
3. geeft
4. de AB

De docent geeft de student een complimentje. 
Wat is het indirect object = meewerkend voorwerp?

1. de docent
2. de student
3. een complimentje
4. geeft

Dat boek heb ik aan je moeder gegeven.  
Wat is 'dat boek'?

1. subject = onderwerp
2. direct object = lijdend voorwerp
3. indirect object = meewerkend voorwerp
4. persoonsvorm

Je vriend had het mij niet mogen vertellen.
Wat is het direct object = lijdend voorwerp?

1. vriend
2. mij
3. het
4. je vriend

Maak een zo lang mogelijke correcte zin met minstens één S, V, DO en IO.
Kies minstens 5 woorden uit de woordenlijst.
Gebruik correcte leestekens.