bron Cet G

Bonjour!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

C'est le printemps

Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?

herhalen imparfait
bron G ww-ir
-

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Grammaire C - L'imparfait 
Objectifs - Leerdoelen:
Ik weet wat de imparfait is
Ik weet hoe ik de imparfait moet toepassen

Slide 5 - Slide

Welke tijd is de imparfait?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 6 - Quiz

hoe maak je de stam
voor de imparfait

Slide 7 - Mind map

Wat zijn de uitgangen bij de imparfait?

Slide 8 - Open question

welke combinatie staat niet in de imparfait?
A
vous aviez
B
tu avais
C
il trouvait
D
nous avons

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de imparfait: Nous .... un gâteau.
A
achetons
B
nous achetions
C
achètent
D
achetiez

Slide 10 - Quiz

Wat is de goede vorm van de imparfait?
Jullie dansten = Vous (danser)
A
dansais
B
dansait
C
dansions
D
dansiez

Slide 11 - Quiz

kies de juiste vorm in de imparfait
mes amis (parler) anglais
A
parlait
B
parlaient
C
parlent

Slide 12 - Quiz

Zet in de imparfait:
nous (aller)

Slide 13 - Open question

Vul de imparfait in:
Ils _____ (regarder)

Slide 14 - Open question

Zet de volgende zin in de imparfait:
C'est formidable!

Slide 15 - Open question

             Il y a des questions???

Slide 16 - Slide

<--  Deze werkwoorden 
<--   goed leren!

Slide 17 - Slide

Grammaire G - werkwoorden op -ir
bijvoorbeeld: choisir - kiezen
présent:
stam = chois-

je
tu 
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
chois
chois
chois
chois
chois
chois
is
is
it
issons
issez
issent

Slide 18 - Slide

Het werkwoord op -ir in de passé composé
De passé composé bestaat uit twee werkwoorden !!!!

1. Een vorm van het hulpwerkwoord Avoir of Etre

2. Een voltooid deelwoord
Hele werkwoord - ir + i
finir - fin + i = fini (= volt. dw)

Slide 19 - Slide

Elles ....... (choisir, passé composé)
Zij hebben gekozen
A
sont choisi
B
ont choisie
C
ont choisir
D
ont choisi

Slide 20 - Quiz

Vous ..... (remplir, présent)
Jullie vullen in
A
remplisez
B
remplissez
C
remplissons
D
remplissent

Slide 21 - Quiz

Zet in de présent:
Nous (réfléchir)
Wij denken na
A
nous réfléchons
B
nous réfléchisons
C
nous réfléchissons
D
nous réfléchions

Slide 22 - Quiz

Welk antwoord staat goed in de passé composé:

A
mon père a finir
B
mon père a fini
C
mon père finit
D
mon père finir

Slide 23 - Quiz

Zet in de passé composé: ils (rougir)

A
ils rougissaient
B
Ils rougissent
C
ils sont rougi
D
ils ont rougi

Slide 24 - Quiz

Le pain ... dans le four. (grossir, présent)
A
grossis
B
grossissez
C
grossissent
D
grossit

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

les devoirs
Maak online de oefeningen bij bron G ww-ir
herhaal voc A/B gram C en phrases clés D

Slide 27 - Slide