Opdracht: Verander de zin. Gebruik 'er'. Soms kun je 'er' niet gebruiken. Verbeter dan niet de zin, maar schrijf op waarom je 'er' niet kunt gebruiken.
- De cursist slaagde voor alle examens.
- De familie verheugt zich op de bruiloft.
- Zijn broer heeft spijt van zijn studiekeuze.
- De docenten zijn tevreden met de resultaten.
- Amir is al twee maanden verliefd op Lisa.
- Haar opa gaat stoppen met roken.
Klaar? Kies een werkwoord + vast voorzetsel uit de lijst en verander de zin. Gebruik 'er'.